Orgelwerken
De tweede korte prelude uit een serie van drie, BWV 567 – 569.
Prelude G major - Kay Johannsen
Preludium in G - Laurens de Man
Praeludium in G - Hayo Boerema
De tweede korte prelude uit een serie van drie, BWV 567 – 569.
Prelude G major - Kay Johannsen
Preludium in G - Laurens de Man
Praeludium in G - Hayo Boerema
Een heel kort werk vandaag, ruim 1 minuut. En ook hier zijn
de deskundigen niet overtuigd dat het werkelijk een werk van Bach is. Gedacht wordt
dat het ook gecomponeerd kan zijn door Johann Ludwig Krebs.
Prelude in C Major, BWV 567 · Marie-Claire Alain
Praeludium C-dur / C major - Ivan Sokol
Prelude (Toccata) en Fuga in (C of) E majeur, BWV 566, is
een orgelwerk dat Johann Sebastian Bach waarschijnlijk schreef tijdens zijn
vier maanden durende verblijf in Lübeck of later in de winter van 1705-1706.
Het bestaat uit vijf delen en is een vroeg werk. De compositorische vorm lijkt op die van
Praeludia van de Deens-Duitse componist Dieterich Buxtehude. Bach schreef ook
een getransponeerde versie van het stuk in C majeur (BWV 566a), voor orgels
gestemd in middentoonstemming, waarbij E majeur dissonant zou klinken vanwege
de stemming van het orgel (met een zeer scherpe Des). Moderne orgels of orgels
gestemd in een meer gelijkzwevende stemming hebben deze behoefte niet.
Toccata and Fugue in E Major - Balint Karosi
-----
Toccata and Fugue in C Major BWV 566a - Ulf Norberg
Het werk van Bach van vandaag zou zo maar eens het meest
bekende orgelwerk van deze componist kunnen zijn. Wellicht heeft de jonge Bach
dit werk gecomponeerd, mede onder invloed van zijn leermeester Georg Böhm. Mar
ook de invloed van Reincken wordt herkend. Hoe het ook zij, een virtuoos
orgelspel leverde deze compositie op. Het werk is door de tijd heen door
meerderen gebruikt. Tot aan de Phantom of the Opera toe.
Het is niet uitgesloten, dat Bach achteraf spijt heeft gehad van deze
compositie. Zijn biograaf Forkel noemde het jeugdige ‘klavierhuzarenstijl’.
Maar gelukkig is het stuk bewaard gebleven. Waarschijnlijk ging veel werk uit de jeugd van Bach verloren.
Toccata en Fuga in d klein - Leo van Doeselaar
Nederlandse Bachvereniging:
“Bachs voettocht in 1705 van Arnstadt naar Lübeck is een
bekende geschiedenis. We weten dat hij zijn verlof veel te lang rekte,
misschien wel om te solliciteren of te trouwen. En we mogen vermoeden dat hij
kwam leren van een van de grootste organisten: Dietrich Buxtehude. Bach
spiegelde enkele jaren later de atletische pedaalsolo in deze Toccata vast niet
toevallig aan Buxtehudes Prelude, BuxWV 137 - een werk dat we trouwens
alleen kennen uit Bachs kopie. Uiteraard zou Bach zichzelf niet zijn als hij zijn grote voorbeeld niet voorbij
zou streven: de solo is langer en complexer en daarbij verkent hij het hele
instrument. Het werk begint bovendien met een verbijsterende solo die alle
registers van het klavier aanraakt. Misschien testte Bach er nieuwe orgels mee,
zoals hij vaak deed in zijn Weimar-tijd? Hoe dan ook moet hij zijn publiek
ermee hebben geïmponeerd. Na zoveel vuurwerk in het begin laat Bach zijn
luisteraar allerminst met rust. Het eerste deel vliegt ervandoor met twee
aanstekelijke thema’s die elkaar afwisselen. Richting het slot graast Bach, nu
in mineur, nog eens alle octaven af. Ook in het tweede deel - een
uitgesponnen solo voor de rechterhand met continuobegeleiding van de andere
ledematen – zit de verrassing in het slot. Bach leeft zich in een 'grave' uit
in durezze: overlappende akkoordclusters in dissonante combinaties. Deze
techniek bloeide in Bachs tijd ook in Duitsland op, dankzij uitgaven van de
muziek van componist Frescobaldi. De uitgelaten afsluitende fuga is opmerkelijk
door z’n lengte en door de speelse combinatie van een springend thema met
‘gaten’ en een vloeiend tegenthema dat die gaten opvult, vrij uniek bij Bach.
Er bestaat geen bron in handschrift, waardoor we nooit zullen weten of Bach het
slotakkoord inderdaad zo kort bedoelde en het pedaal al een paar maten eerder
liet zwijgen. Deze curiositeit inspireert sommige organisten om alle registers
juist nog eens open te trekken. Deze uitvoering volgt echter een van de
vroegste kopieën naar een wat plots, stil besluit.”
Een kort werk ditmaal. Een compositie uit 1707, dus de periode in Arnstadt. Dus ook een werk uit zijn jeugd.
Fantasia et Imitatio in B minor - Ton Koopman
Fantasia con imitazione in B Minor - Ulf Norberg
Bij de te beluisteren gedeelten vandaag heb ik ook opgenomen het deel waar Peter Holder bij de uitvaart van Koningin Elisabeth van het Verenigd Koninkrijk de Fantasia speelt bij het verlaten van de kerk. Wel erg langzaam, het deel wat de meeste organisten spelen in 5 a 6 minuten, duurt dan bijna 8 minuten om daarna over te gaan op de Orgel Sonate van Elgar. Het was een lievelingsstuk van de overleden vorstin en het werd ook bij de uitvaart van haar zus gespeeld. De gespeelde fuga is een recontructie. Het originele document is helaas verloren gegaan. De Fantasie is geschreven in de tijd in Weimar. De meeste organisten die dit werk laten horen, gebruiken alleen het eerste deel.
Fantasia et Fuga in c - Andreas Fischer
Fantasia in c-moll - Gerben Budding
Fantasia in C minor - Peter Holder
Bij deze compositie is er ook twijfel of deze van Bach zou
zijn en de Fantasie doet onwillekeurig ook denken aan het werk van zijn zoon, Carl
Philipp Emanuel Bach. Hoe het ook zei, het wordt nog steeds aan Johann Sebastiaan
toegeschreven.
Fantasia and Fugue for organ in A minor - Ton Koopman
Fantasia and Fugue for organ in A minor - Denes Kapitany
De laatste van de acht kleine preludes en fuga’s. Prelude en fuga werden zeer waarschijnlijk 10 jaar na elkaar gecomponeerd. Bij de fuga wordt opgemerkt dat deze de invloed van Händels Concerti grossi vertoont.
Preludium & Fuge in B-dur - Sander van den Houten
Prelude and Fugue in B Flat Major - Paul Fey
De zevende van de acht ‘kleintjes’.
Preludium & Fuge in a-moll - Sander van den Houten
Prelude And Fugue In A Minor - Simon Preston
De zesde van de acht ‘kleintjes’.
Preludium & Fuge in g-moll - Sander van den Houten
Prelude & Fugue in G-Minor - Paul Fey
De vierde van de acht ‘kleintjes’.
Prelude and Fugue in F major - Anne-Isabelle de Parcevaux
Preludium & Fuge in F-dur - Sander van den Houten
De derde van de acht ‘kleintjes’.
Preludium & Fuge in e-moll - Sander van den Houten
Prelude and Fugue in E minor - Ulf Norberg

Vandaag de tweede van de acht kleine preludes en fuga’s.
Preludie and Fugue in D Minor - Ulf Norberg
Prelude and fugue in d Minor - Paul Fey
Vandaag maken we een begin met de 8 kleine preludes en fuga’s.
De acht kleine preludes en fuga's worden vaak gespeeld in kerkdiensten. Dat
komt deels door hun lengte (elk ongeveer drie minuten) en deels doordat ze in
vergelijking met andere preludes en fuga's van Bach relatief eenvoudig te
spelen zijn. Veel organisten hebben enkele of alle kleine preludes en fuga's
tijdens hun opleiding moeten bestuderen.
In volgorde van BWV zijn dit de acht stukken:
Prelude en Fuga in C majeur (BWV 553)
Prelude en Fuga in d mineur (BWV 554)
Prelude en Fuga in e mineur (BWV 555)
Prelude en Fuga in F majeur (BWV 556)
Prelude en Fuga in G majeur (BWV 557)
Prelude en Fuga in g mineur (BWV 558)
Prelude en Fuga in a mineur (BWV 559)
Prelude en Fuga in Bes majeur (BWV 560)
Het is de vraag of deze preludes en fuga’s echt van Bach zelf zijn, of van één
van zijn leerlingen. Een aantal deskundigen schrijven deze werken toe aan een
leerling van Bach, Johann Tobias Krebs. Maar zeker is ook dit niet. Omdat ze toch een BWV nummer hebben gekregen,
nemen we de werken ook in dit blog mee.
Preludium & Fuge in C-dur - Sander van den Houten
Prelude and Fugue in C major - Anne-Isabelle de Parcevaux
Een stuk gewijd aan de Drieëenheid en begin en eind van Bach’s Clavier-Übung III. Eerst zou het ergens midden in de Übung worden geplaatst, maar Bach plaatste de prelude aan het begin en de fuga aan het slot. Het is zeer waarschijnlijk dat prelude en fuga als één werk zijn gecomponeerd, gelet op de overeenkomsten. In Clavier-Übung III neemt het getal 3 een nadrukkelijke plaats in, dus de verwijzing naar de Drieëenheid is duidelijk aanwezig.
Fragment BWV 552Prelude en fuga in Es groot - Leo van Doeselaar
'St Anne' Prelude & Fugue at St Martin's Dudelange Richard McVeigh
Nederlandse Bachvereniging:
“In een aantal van de vroegste bronnen voor deze uitbundige prelude en fuga
wordt het eerste deel omschreven als een “praeludio in G-dur con pedal” dan wel
een “praeludio pedaliter”. Nou is het gebruik van pedalen – de ‘toetsen’ van
het orgel die met de voeten bediend worden – in een orgelstuk in Bachs tijd op
zich niet echt bijzonder. De toevoeging lijkt op het eerste gezicht gewoon een
handig achttiende-eeuws etiketje (let op: alleen speelbaar op orgels met
pedalen!). Maar bij het luisteren volgt na twaalf maten een aha-erlebnis; je
hoort een lange en bewegelijke pedaalsolo. Die vereist niet alleen meer dan een
tweederangs dorpsorganist, maar ook meer dan een tweederangs dorpsorgel. De
omvang van de solo beslaat meer dan twee octaven (van lage c tot hoge d), en
dat was nog allerminst de norm destijds! Het orgel van de Grote of
Sint-Bavokerk in Haarlem heeft zo’n omvangrijk pedaal, het heeft twee
‘pedaaltorens’, met pijpen van bijna 11 meter lang. Een logische keus dus van
organist Matthias Havinga om dit stuk op dit instrument te spelen. In de rest van het stuk, zowel in de prelude als in de
fuga, zijn de voeten dan ook gelijkwaardig met de handen. Het pedaal wordt door
het hele stuk heen in zijn volle omvang gebruikt. Er komt er zelfs nog één noot
bovenop de hoogste noot van de solo. Het thema van de fuga is al even uitbundig
als dat van de prelude en is gebaseerd op vergelijkbare motieven. Zonder al te
gecompliceerde uitwijkingen naar verre toonsoorten beweegt de fuga zich
vervolgens als een opgewekt barok perpetuum mobile richting het slot. En vlak
voor dat slot gaan de voeten, met de handen in het kielzog, nog één keer van
laag naar hoog en weer terug over de pedalen. Pedaliter inderdaad: punt
gemaakt.”
Prelude en fuga in C groot - Leo van Doeselaar
Praeludium und Fuge in C-Dur - Mirjam Laetitia Haag
Nederlandse Bachvereniging:
““De liefde voor de muziek groeide bij mij met de jaren en zorgde ervoor dat
velen mijn ouders wilden overtuigen mij geheel aan de toonkunst over te geven.
Mijn eigen voorliefde en andere middelen leken alle tevergeefs. Toen ik ouder
werd en ertoe in staat was, moest ik in hun zaak de handen uit de mouwen
steken. Hoewel ik mij bekwaamde zoals mijn ouders wilden, was ik toch niet van
zins mijn kleine beetje muziek aan de kant te zetten. Uiteindelijk boog mijn
voorliefde de wil van mijn ouders om. Ze besloten mij de muziek als vak te
laten leren.” Dit verhaal zal veel beroepsmusici bekend in de oren klinken. Het
is niet kruidenierszoon Ton Koopman die hier aan het woord is, het zijn de
woorden van Johann Peter Kellner (1705-1754). Hij groeide op en werkte zijn
hele leven in midden-Duitsland. Daar leerde hij ook Bach kennen, die hij zeer
bewonderde. Het is dankzij leerlingen en bewonderaars zoals Kellner dat veel
muziek van Bach überhaupt bewaard is gebleven. Ook het belangrijkste manuscript
voor deze Prelude in fuga in c klein is van Kellners hand. Maar zoals wel vaker
met muziek die we niet in Bachs eigen handschrift hebben, leidt dat ook tot
vragen. Over het monumentale preludium is iedereen het eens: dat is 100% Bach.
Het vormt een stilistische en thematische eenheid. Over de fuga lopen de
meningen wat uiteen: dat middendeel waarin het thema verdwijnt (en waar zelfs
al het contrapunt even verdampt), is dat wel van Bach? Zou Kellner aan de fuga
hebben gesleuteld? Of zou de fuga zelfs helemaal van hem zijn? In ieder geval
had hij wel een Bachiaans improvisatievermogen.”
Orgelwerken Opnieuw een redelijk kort orgelwerk. Fragment BWV 584 Trio in G Minor · Marie-Claire Trio in G Minor · Michel Chapuis Trio in G...