maandag 3 maart 2025

BWV 297 Die Sonn' hat sich mit ihrem Glanz gewendet

BWV 297 Die Sonn' hat sich mit ihrem Glanz gewendet (in D dorische modus)

Tekst: Joshua Stegmann (1630) Melodie: Guillaume Franc (1542)

De melodie van Franc die door Stegmann werd gebruikt voor dit lied is ook toegepast in het Geneefse Psalter, Psalm 8. 




Die Sonn' hat sich mit ihrem Glanz gewendet
Und, was sie soll, auf diesen Tag vollendet;
Die dunkle Nacht dringt allenthalben zu,
Bringt Menschen, Vieh und alle Welt zur Ruh'.

Josua Stegmann (geboren op 14 september 1588 in Sülzfeld bij Meiningen; overleden op 3 augustus 1632 in Rinteln) was een Duitse protestantse theoloog en schrijver van liederen. Stegmann kwam uit een theologische familie. Zijn ouders waren de predikant van Sülzfeld, Ambrosius Stegmann, en zijn vrouw Rebecca Löner, kleindochter van de protestantse theoloog en hervormer Kaspar Löner. Josua Stegmann studeerde in Leipzig, waar hij in 1616 assistent-professor werd aan de Faculteit der Wijsbegeerte. In 1617 promoveerde hij in Wittenberg. theol. Hij promoveerde en werd datzelfde jaar hoofdinspecteur van het graafschap Schaumburg, hoofdpastoor en leraar aan het Gymnasium van Stadthagen. Op 14 oktober 1618 trouwde hij met de weduwe van zijn voorganger in het ambt van toezichthouder Johann Jacob Bernhardi, Elisabeth Margarethe Crop, dochter van de baljuw en burgemeester van Stadthagen, Heinrich Crop. In 1621 werd hij benoemd tot hoogleraar theologie aan de pas opgerichte universiteit van Rinteln, die was voortgekomen uit het Gymnasium van Stadthagen. Daar hield hij op 17 juli 1621 de inauguratiepreek. Toen de universiteit in 1630 werd overgenomen door benedictijner monniken uit Corvey en door benedictijnen die uit Engelse kloosters waren verdreven na het restitutie-edict dat op 6 maart 1629 door keizer Ferdinand II was uitgevaardigd, onder de bescherming van een keizerlijk garnizoen, dwongen zij Stegmann om een openbaar dispuut te houden in aanwezigheid van vele benedictijner, augustijner en dominicaner broeders, waarbij hij door hen en door aangestelde onruststokers werd bespot en in verwarring werd gebracht. Hij stierf een paar weken later op 3 augustus 1632 aan een ‘hete koorts’ op de leeftijd van slechts 44 jaar. Zijn graf in de Sint-Nicolaaskerk in Rinteln is bewaard gebleven.

Josua Stegmann



Guillaume Franc (ca. 1505–1571) was een Franse muzikant en componist die in het midden van de 16e eeuw actief was in Genève en Lausanne. Hij wordt gezien als een instrument in de ontwikkeling van zowel het Geneefse Psalter als het Lausanne Psalter [fr]. Sommige melodieën worden nog steeds gebruikt in hymnen in de 21e eeuw. Franc werd geboren in Rouen rond 1505, als zoon van Pierre, wiens beroep niet bekend is. Hij was enige tijd in dienst van Georges d'Armagnac, de toekomstige kardinaal, als 'cantor en dienaar'. Hij trouwde met de edele Catherine de Solages, een voormalige non van de abdij van Millau die zich tot de Reformatie had bekeerd. Het gezin, met meerdere kinderen, verhuisde naar Genève, waarschijnlijk om daar onderdak te zoeken, zoals veel Franse protestanten in die tijd. Francs leven in Genève is vastgelegd in de registers van de Raad van Tweehonderd. De eerste aantekening, gedateerd 17 juni 1541, gaat over zijn toestemming om muziekles te geven ("tenyr eschole de musique"), in hetzelfde jaar dat de Raad besloot om samenzang in de eredienst te bevorderen. Franc begon kinderen te leren de psalmen te zingen. Op 2 mei 1542 kreeg Franc van de Raad de opdracht om kinderen te leren de Psalmen Davids te zingen, met een [jaarlijks] salaris van 24 florijnen. Hij publiceerde datzelfde jaar La Forme des prières et chantz ecclesiastiques, het eerste gereformeerde gezangboek met psalmen met melodieën. In april en mei 1543 verwijzen verschillende verwijzingen naar de verhoging van zijn loon van 10 naar 25 florijnen per 'quartemps' [termijn]. Hij is ook plaatsvervangend 'maystre des escoles pour apprendre la note', wat duidt op een toezichthoudende rol over de kleine scholen van Genève. In mei 1545 weigerde de Raad zijn loon te verhogen tot meer dan 100 florijnen per jaar. Op 3 augustus vroeg hij zijn verlof aan, verklarend dat hij niet van 100 florijnen kon leven. Hij verhuisde naar Lausanne. Franc wordt voor het eerst genoemd in het handboek van het Concilie van Lausanne in januari 1546. Zijn salaris was aanzienlijk hoger dan in Genève, aangezien hij zowel cantor was van de kerk van Lausanne, betaald door de stad, als leraar aan het college betaald door de Berner regering, waar hij verantwoordelijk was voor de zevende klas en de kinderen moest instrueren in het zingen van de psalmen. Hij werd betaald in geld, tarwe en wijn. Hij werd eerst gehuisvest door het Concilie, daarna kreeg hij in 1552 een huis dat tot 1847 in de familie bleef. Hij publiceerde zijn Psalmen (Les Psaumes) in 1565. Tegen het einde van 1570 ging Francs gezondheid achteruit en hij schreef zijn testament op 26 januari 1571.Wanneer hij is overleden kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Er zijn na 1571 geeen gegevens meer bekend, zodat algemeen wordt aangenomen dat hij in 1571 ook is overleden.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

BWV 404 ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’

BWV 404  ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ (in A mineur) Tekst :                        Vs 1 Friedrich Spee (1628),                              ...