Orgelwerken
Prelude en Fuga in b klein, BWV 544, is een stuk orgelmuziek dat Johann Sebastian Bach ergens tussen 1727 en 1731 schreef, tijdens zijn verblijf in Leipzig. In tegenstelling tot de meeste andere orgelpreludes en -fuga's van Bach is een autografisch exemplaar van de partituur bewaard gebleven. Het autografisch manuscript heeft hetzelfde watermerk en dezelfde schrijfstijl als de Prelude en Fuga in e klein, BWV 548, wat wijst op een compositieperiode van 1727-1731. Bachs cantate in b klein, Laß, Fürstin, laß noch einen Strahl, BWV 198, werd op 17 oktober 1727 uitgevoerd in de Universiteitskerk van Leipzig als een begrafenislied voor Christiane Eberhardine, echtgenote van August II de Sterke, keurvorst van Saksen en koning van Polen. In eigentijdse verslagen van de begrafenis wordt vermeld dat er een orgelprelude en -postlude werd gespeeld. Gilles Cantagrel stelde in 1998 als eerste voor om BWV 544 als orgelwerk te beschouwen. Hij wees daarbij op het gedeelde b-klein-affekt, de stilistische overeenkomsten en de stemming van het Scheibe-orgel in de kerk. Het is een aanname, die breed gedragen wordt. Maar het bewijs kan niet worden geleverd.
Fragment van de originele partituur BWV 544
Geen opmerkingen:
Een reactie posten