zaterdag 6 september 2025

BWV 483 ‘Liebster Gott, wenn werd ich sterben?’

Schemellis Gesangbuch


BWV 483 ‘Liebster Gott, wenn werd ich sterben?’

Tekst:                                 Caspar Neumann (1690)
Melodie:                             Daniel Vetter (1690)

In de tijd van Bach was het in feite leven met de dood. De componist heeft tien van zijn twintig kinderen moeten begraven, en zijn eerste vrouw Maria Barbara overleed terwijl hijzelf een lange reis maakte met zijn broodheer Leopold von Anhalt-Köthen, zodat hij bij terugkomst enkel nog haar graf kon bezoeken. De dood was alomtegenwoordig ten tijde van de Barok. In het jaar dat Caspar Neumann – tekstdichter van dit Schemelli-lied – in Breslau geboren werd, kwam er een einde aan de Dertigjarige Oorlog (1618–1648) die aan ongeveer een derde van de Duitse bevolking het leven had gekost. Neumann – behalve gerenommeerd theoloog en schrijver tevens wetenschapper die zich bezighield met demografie en statistiek – had ook van zijn eigen familie een lange lijst met slachtoffers kunnen opstellen.





(verzen in vetgedrukte letters, gezet door Bach)
Liebster Gott, wenn werd ich sterben?
Meine Zeit läuft immer hin,
und des alten Adams Erben,
unter denen ich auch bin,
haben das zum Vaterteil,
daß sie eine kleine Weil
arm und elend sein auf Erden
und denn selber Erde werden.

Ich zwar will mich auch nicht widern,
zu beschließen meine Zeit,
trag ich doch in allen Gliedern
Samen von der Sterblichkeit;
geht doch immer da und dort
einer nach dem andern fort,
und schon mancher liegt im Grabe,
den ich wohl gekennet habe.

Aber Gott, was wird ich denken,
wenn es wir ans Sterben gehen?
Wo wird man den Leib hinsenken,
wie wird’s um die Seele stehn?
Ach! was Kummer fällt mir ein!
Wessen wird mein Vorrat sein,
und wo werden meine Lieben
nach dem Tode hin verstieben?

Doch entweicht, ihr schnöden Sorgen,
soll ich nicht zu Jesu gehen?
Lieber heute noch als morgen,
denn mein Fleisch wird auferstehn.
Ich verseih es gern der Welt,
daß sie alles hier behält
und bescheide meinen Erben
einen Gott, der nicht kann sterben.

Herrscher über Tod und Leben,
mach einmal mein Ende gut,
laß mich meinen Geist aufgeben
mit recht wohlgefaßten Mut.
Hilf, daß ich ein ehrlich Grab
neben frommen Christen hab
und auch endlich in der Erde
nimmermehr zuschanden werde.

 

Caspar Neumann (hymneschrijver), geboren: 14 september 1648 - Breslau, Neder-Silezië,  overleden: 27 januari 1715 - Breslau, Neder-Silezië,
Caspar Neumann studeerde aan de Universiteit van Jena en behaalde in 1670 zijn masterdiploma. Hij gaf enige tijd college aan deze universiteit. Op 30 november 1673 werd Caspar Neumann tot reizend kapelaan gewijd van de zoon van hertog Ernst van Gotha, prins Christian. Drie jaar later werd hij predikant in Altenburg. In december 1678 werd hij benoemd tot diaconus van de St. Maria Magdalenakerk in Breslau en in 1689 was hij daar pastoor. 


Maria Magdalenakerk in Breslau

Het jaar daarop aanvaardde hij de functie van pastoor van de St. Elisabethkerk in Breslau. In verband met deze functie inspecteerde hij ook kerken en scholen in zijn district en was hij eerste hoogleraar theologie aan de twee gymnasia in Breslau. Caspar Neumann werd beschouwd als een dichter van de eerste orde. Zijn hymnen, in totaal 39, werden bijna volledig gebruikt in verzamelingen zoals het Breslauische Gesangbuch uit 1748, het Schweidnitzer Gesangbuch uit 1749 en het Hirschberger Gesangbuch uit 1752. Neumann was een gevierd prediker, maar zijn invloed was meer voelbaar via zijn geschreven dan via zijn gesproken woord. Hij publiceerde een gebedenboek, Kern aller Gebete, Breslau uit 1680. Dit boek beleefde vele edities.
Caspar Neumann



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

BWV 584 ‘Trio in g klein’

Orgelwerken Opnieuw een redelijk kort orgelwerk. Fragment BWV 584 Trio in G Minor · Marie-Claire Trio in G Minor · Michel Chapuis Trio in G...