Schemellis Gesangbuch
BWV 462 ‘Gott, wie groß ist deine Güte’
Tekst: Georg Christian Schemelli (1736)
Melodie: onbekend (1736)
Gott, wie groß ist deine Güte!
Die mein Herz auf Erden schmeckt.
Ach! wie labt sich mein Gemüte,
wenn mich Not und Tod erschreckt.
Wenn mich etwas will betrüben,
wenn mich meine Sünde presst,
zeiget sie von deinem Lieben,
das mich nicht verzagen lässt.
Drauf ich mich zufrieden stelle
Und Trotz bieten kann der Hölle.
Deine Güte ist mein Leben
und mein allerbestes Teil,
das niemand, als du, kann geben,
du mein auserwähltes Heil.
Alles, was die Welt besitzet,
womit sie zu prangen pflegt,
hat noch keinen nie genützet,
ja wenn mans genau erwägt,
senkt es manchen ins Verderben,
dass er hier und dort muss sterben.
Besser macht es deine Güte,
die bewahret Leib und Seel,
denn die erste Lebensblüte
wird bewahret durch dies Öl.
Niemand kann sein Leben fristen,
auch nicht einen Augenblick,
weil wir gleich vergehen müssten,
wo du diese zögst zurück;
niemand kann sich von dem Bösen
sonder deiner Güt erlösen.
Darum bitt ich deine Güte,
Deine Gnade und Wundertreu,
o mein Vater! Mich behüte,
dass ich nicht verlassen sei.
Stärke mich in deinem Geiste,
wenn ich werde hingerafft,
und vor allen, was das meiste,
gib mir stets des Glaubens Kraft;
lass mich deine Liebe schmecken,
wenn du mich wirst auferwecken.
Het boek, met een uitgesproken piëtistische inslag, bevat de teksten van
954 gezangen en bevat gegraveerde platen met melodie, becijferde bas en eerste
strofe voor 69 van deze liederen. J.S. Bach lijkt als muzikaal adviseur voor
het project te hebben opgetreden. In het voorwoord vermeldt de samensteller dat
de melodieën in zijn boek deels nieuw gecomponeerd, deels verbeterd, waren door
J.S. Bach. Dit wordt bevestigd door de aanwezigheid van J.S. Bachs hand in de
reproductiegravures uit de collectie, hetzij in een bepaalde bezetting, alleen
in de bas, hetzij in geïsoleerde passages in de bas. Verschillende experts op
het gebied van het leven van J.S. Bach hebben veel tijd besteed aan het
onderzoeken welke melodieën nieuw door hem waren gecomponeerd en welke slechts
door hem waren herzien en gecorrigeerd. Volgens recent onderzoek zijn slechts drie
melodieën uit de collectie aan J.S. Bach toegeschreven: Dir, dir, ]ehova
(autograaf in Anna Magdalena's Muziekboek uit 1725); Komm, süsser Tod (op
stilistische gronden toegeschreven aan J.S. Bach); en het prachtige Vergiss
mein nicht. De laatste is, merkwaardig genoeg, de enige van de religieuze
liederen waaruit de collectie voornamelijk bestaat, waaraan de naam J.S. Bach
is toegevoegd (waarboven staat 'di J. S. Bach, D.M. Lips'). Het zijn allemaal
aria's in plaats van koralen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten