BWV 472 ‘Jesu, meines Glaubens Zier’

Schemellis Gesangbuch

BWV 472 ‘Jesu, meines Glaubens Zier’

Tekst:                                 Gottfried Wilhelm Sacer
Melodie:                             onbekend

Jesu, meines Glaubens Zier is een Duits luthers lied van Gottfried Wilhelm Sacer, voor het eerst gepubliceerd in 1661. De melodie werd voor het eerst gepubliceerd in 1714 in Freylinghausens liedboek. In 1736 werd het lied opgenomen in het Schemellis Gesangbuch, met een becijferde basbegeleiding die mogelijk door Johann Sebastian Bach werd bijgedragen (BWV 472).

Jesu, meines Glaubens Zier, BWV 472 · Andreas Schmidt

Andreas Schmidt

Jesu, meines Glaubens Zier, BWV 472 · Klaus Mertens · Wouter Moller · Bob van Asperen

Jesu, meines Glaubens Zier, BWV 472 · Ton Koopman · Constantin Emanuel

Jesu, meines Glaubens Zier,
wenn ich traure, meine Wonne,
wenn es Nacht ist, meine Sonne,
mein Verlangen für und für.
Du alleine tilgst die Sünden,
du alleine machst mich rein,
du alleine bist zu finden,
wenn ich sonsten ganz allein.

Jesus, deine Todesnot,
lässt mein Leben ewig leben,
was dein Blut mir hat gegeben,
tilgt im Tode selbst den Tod,
wäschet meine Missetaten,
machet Unschuld aus der Schuld,
gibet Rat, wo nicht zu raten,
schenkt mir Gottes Gnad und Huld.

Jesu, meine Zuversicht,
Jesu, o du mein Erretter,
Jesu, Mittler und Vertreter,
meiner Seelen schönstes Licht,
Jesu, meines Glaubens Mehrer,
meines Herzens Eigentum,
Jesus, Jesu, mein Erhörer
Und mein einzger Preis und Ruhm.

Dein Blut soll der Balsam sein,
der für meine Sünde dienet.
Du hast mich mit Gott versühnet
Und machst mich wie Schnee so rein,
dass kein Sündenfleck mir schade,
Jesu, meiner Unschuld Pracht,
Dank sei dir für deine Gnade,
die mich hat so rein gemacht.

Lass mich nicht durch Sündenschuld
deine Liebem Herr, verscherzen,
hilf, dass ich mit reinem Herzen
suche deine Gnad und Huld.
Gib, dass ich mög alles meiden,
was mit Sünde mich befleckt.
Lass mich durch dein blutig Leiden
sein gereinigt und bedeckt.

 

Gottfried Wilhelm Sacer (hymneschrijver), geboren: 11 juli 1635 - Naumburg, Saksen, overleden: 8 of 18 september 1699 – Wolfenbüttel.
De Duitse hymneschrijver Gottfried Wilhelm Sacer, zoon van Andreas Sacer, eerste burgermeester van Naumburg, ging in 1653 naar de universiteit van Jena en studeerde daar vier jaar rechten.Gottfried Wilhelm werkte vervolgens twee jaar als secretaris van Geheimrath von Platen in Berlijn, vervolgens als leraar - eerst van een zoon van de Zweedse Regierunsrath von Pohlen, vervolgens van de zonen van de Saksische landhauptmann von Bünau. In 1665 trad hij in militaire dienst onder de heer von Mollison, commandant van Lüneberg, eerst als regimentssecretaris en later als vaandrig. Omdat hij al snel genoeg had van het leger, vertrok hij in 1667 naar Kiel om zijn rechtenstudie te voltooien. Voordat hij dat deed, reisde hij door Holland en Denemarken met enkele jonge edelen uit Holstein. In 1670 vestigde hij zich als advocaat bij de beroeps- en kanselarijrechtbanken in Brunswijk (waar hij in 1671 zijn rechtenstudie in Kiel afrondde). In 1683 verhuisde hij naar Wolfenbüttel als Kammer-und-Amts-Advocat, waar hij in 1690 de titel van Kammer-Consulent ontving. Hij stierf in Wolfenbüttel en is begraven in de Marienkirche, Wolfenbüttel.

Marienkirche, Wolfenbüttel.