Schemellis Gesangbuch
BWV 475 ‘Jesus, unser Trost und Leben’
Tekst: Ernst Christoph Homburg (1659)
Melodie: onbekend (1714)
Jesus, unser Trost und Leben,
der dem Tode war ergeben;
der hat herrlich und mit Macht
Sieg und Leben wiederbracht.
Er ist aus des Todes Banden
Als ein Siegesfürst erstanden.
Alleluja! Alleluja!
Er hat ritterlich gerungen
Höll und Teufel überzwungen,
kein Feind kann uns schaden mehr,
ob er tobet noch so sehr.
Darum Zion fröhlich singe
und mit voller Stimm erklinge:
Alleluja! Alleluja!
Gehe deinem Held entgegen,
der dir bringet Heil und Segen,
mache Tor und Türe weit,
denn der Herr kommt aus dem Streit.
Nunmehr ist die Schlacht erhalten,
auf ihr Jungen und ihr Alten:
Alleluja! Alleluja!
Wir sind Gottes Kinder worden,
weiland aus der Sünder Orden,
weil das strenge Sündenrecht
ausgetilget und geschwächt,
weil der Schuldbrief weggeschmissen,
ganz in Stücken ist zerrissen.
Alleluja! Alleluja!
Tod und Hölle müssen heute
wieder liefern ihre Beute.
Was das Höllenreich entführt,
folgt itzt Jesu, jubiliert,
alles, alles, was befreit,
singt und springet, ruft und schreiet:
Alleluja! Alleluja!
Nunmehr liegt der Tod gebunden,
von dem Leben überwunden,
wir sind seiner Tyrannei,
seines Stachels quitt und frei.
Nunmehr steht der Himmel offen,
wahrer Friede ist getroffen.
Alleluja! Alleluja!
Alle Welt sich des erfreuet,
sich verjünget und verneuet,
alles, was lebt weit und breit,
leget an sein Freudenkleid,
ja, das Meer für Freuden wallet,
berg und Tal hoch von sich schallet.
Alleluja! Alleluja!
Lass uns dieses wohl betrachten,
diese Guttat nicht verachten,
werter Seelenbräutigam!
Hilf, ach hilf, du Gotteslamm,
dass wir mögen nach dir ringen,
ewig mit den Engeln singen.
Alleluja! Alleluja!
Ernst Christoph Homburg (liedschrijver) geboren: 1605
- Mihla (bij Eisenach), Thüringen, overleden: 2 juni 1681 - Naumburg, Saksen. Ernst
Christoph Homburg werd op 1 maart 1605 geboren als zoon van een protestantse
predikant in Mihla bij Eisenach. Na zijn schooltijd studeerde hij vanaf 1632
rechten in Wittenberg. Tussen 1635 en 1638 woonde hij in Hamburg en maakte hij
uitgebreide reizen naar Nederland, ook om zijn studies voort te zetten. In 1640
studeerde hij in Jena. Vanaf 1642 vestigde hij zich in Naumburg als
gerechtsactuaris (arrondissementrechter). Ernst Christoph Homburg was klerk van
de Assisen en raadsheer in Naumburg. In 1648 werd hij toegelaten tot de
Vruchtdragende Vereniging en later lid van de Elbe-Zwanenorde, opgericht door
Johann Rist in 1660.
Door zijn tijdgenoten werd Ernst Christoph Homburg beschouwd als een dichter
van de eerste orde. Zijn vroege gedichten, 1638-1653, waren wereldlijk,
waaronder veel liefdes- en drinkliederen. Huiselijke problemen, voortkomend uit
de ziekten van hemzelf en zijn vrouw, en andere aandoeningen, brachten hem
ertoe de Heer te zoeken, en de bevrijdingen die hij ervoer van pestilentie en
geweld brachten hem ertoe al zijn vertrouwen op God te stellen. De verzamelde
editie van zijn gezangen verscheen in twee delen in Jena en Naumburg in 1659,
deel I als zijn Geistlicher Lieder, Erster Theil, met 100 gezangen; en deel II
als Ander Theil met 50 gezangen. In het voorwoord noemt hij ze zijn
"Zondagse arbeid" en zegt: "Ik werd speciaal aangezet en
gedwongen" tot het componeren ervan "door de angstige en pijnlijke
huiselijke beproevingen waardoor God... mij enige tijd terzijde heeft
gesteld." Ze onderscheiden zich door eenvoud, vast geloof en levendigheid,
maar missen soms poëtische kracht en zijn somber.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten