Zes triosonates
BWV 528 ‘Sonate nr. 4 in e klein BWV 528’
Nederlandse Bachvereniging:
“Een triosonate is normaal gesproken een sonate voor twee
melodie-instrumenten en basso continuo. Talloze barokcomponisten schreven
triosonates, zo ook Bach. Maar organist Bach dacht vaak in klavierlogica: en
dus schreef hij triosonates voor één instrument, het orgel. Met zijn handen de
beide solo-instrumenten (op twee verschillende klavieren), met zijn voeten de
bas. Zo ontstonden de Triosonates voor orgel: zes stukken die Bach rond 1730
samenstelde, waarschijnlijk voor zijn zoon Wilhelm Friedemann. Deze sonate, de
vierde, is net zoals de meeste een samenstelling van eerdere stukken. Stukken
die niet bij elkaar hoorden, maar die Bach wel zorgvuldig bij elkaar zocht. Het
eerste deel komt uit Die Himmel erzählen die Ehre Gottes (BWV 76), een van de
eerste cantates die Bach in Leipzig schreef in 1723. Na een korte inleiding
gaan de twee melodiestemmen - in het origineel een oboe d'amore en een viola da
gamba - een druk duet met elkaar aan. Om beurten dagen ze elkaar uit met
loopjes van zestiende noten, die onmiddellijk door de ander geïmiteerd worden.
Een wedloop waar Bach het patent op heeft. Het middendeel is waarschijnlijk het
oudste: de originele versie stamt uit ongeveer 1708. Alles wijst erop dat het
oorspronkelijk voor orgel geschreven is. Toch heeft Bach voor dit deel goed
geluisterd naar de Italiaanse triosonate die toen in de mode kwam. Voor de
fraaie melodieën en rijke harmonie zou Corelli zich niet geschaamd hebben. Ook
het laatste deel bestond waarschijnlijk al toen de sonate bij elkaar gebracht werd.
Sommigen menen dat het geschreven is voor het orgel van Weimar, waar Bach
tussen 1708 en 1717 werkte; anderen zien daar geen bewijs voor. “


Geen opmerkingen:
Een reactie posten