Zes triosonates
BWV 526 ‘Sonate nr. 2 in C klein’
Rond 1727-1730 introduceerde Bach een nieuw orgelgenre: de
triosonate. Als kamermuziek was dit type sonate allang een vaste waarde in de
barok, met twee melodie-instrumenten en bas, of een solist en klavier, maar nog
nooit klonken de drie stemmen op een instrument. Door handige registratie is
ook op orgel een klankrijkdom te bereiken, maar dan begint het pas: de zes
sonates gelden namelijk als uitzonderlijk moeilijk. Zo stelt Schweitzer dat
“wie deze sonates grondig bestudeert, eigenlijk noch in de oude, noch in de
moderne orgelliteratuur nog moeilijkheden zal tegenkomen. […] Hij heeft
absolute precisie in zijn spel bereikt, de ultieme voorwaarde van de ware
orgelkunst; in dit gecompliceerde triospel is zelfs de kleinste
onregelmatigheid immers angstwekkend duidelijk te horen.”



Geen opmerkingen:
Een reactie posten