dinsdag 11 februari 2025

BWV 277 Christ lag in Todesbanden

 

BWV 277 Christ lag in Todesbanden (D Dorisch)

Tekst: Martin Luther (1524)  Melodie: Martin Luther (1524)

"Christ lag in Todesbanden" (ook "... in Todes Banden"; "Christus lag in de banden van de dood") is een paashymne van Martin Luther. De melodie is van Luther en Johann Walter. Zowel de tekst als de melodie waren gebaseerd op eerdere voorbeelden. Het werd in 1524 gepubliceerd in het Enchiridion van Erfurt en in Walters koorhymneboek Eyn geystlich Gesangk Buchleyn. Verschillende componisten, waaronder Pachelbel, Bach en Telemann, hebben de hymne in hun composities gebruikt. In eerdere edities werd de hymne, in zeven strofen, aangeduid als een verbeterde (Duits: gebessert) versie van "Christ ist erstanden". De hymne is in barvorm. De Stollen, dat is het herhaalde eerste deel van de melodie, zet twee regels tekst voor elke herhaling, met de resterende vier regels van elke strofe die zijn ingesteld op de rest van de melodie. De hymne viert de opstanding van Jezus, met een specifieke verwijzing naar een strijd tussen leven en dood. Het derde vers citeert uit 1 Korintiërs 15, waarin staat dat Christus' verzoening voor de zonde de "angel" van de dood heeft weggenomen. Het vijfde vers vergelijkt het offer met dat wat door Joden werd gevierd in het Paaslam tijdens Pesach. Het offer "bloed" ("Zijn bloed markeert onze deuren") verwijst naar het markeren van de deuren vóór de uittocht uit Egypte. De laatste strofe herinnert aan de traditie van het bakken en eten van Paasbrood, waarbij het "oude zuurdesem" opnieuw verwijst naar de uittocht, in tegenstelling tot het "Woord van Genade", en eindigt met: "Alleen Christus zou ... de ziel voeden." De melodie zoals die door Luther (met hulp van Walter) is vastgelegd, lijkt sterke correlaties te hebben met delen van de eucharistische sequentie voor Pasen, Victimae paschali laudes, waarvan men aanneemt dat deze in de 11e eeuw door Wipo van Bourgondië is geschreven. Dit werd geleidelijk getransformeerd tot een "Leise", een devotioneel Duits pre-Reformatielied met een aantal strofen, maar met sterke kenmerken van gregoriaans. Johann Walter publiceerde "Christ lag in Todes Banden" met twee varianten van de hymnemelodie in 1524: Zahn nr. 7012a, de tiende melodie in het koorhymneboek Eyn geystlich Gesangk Buchleyn, is een zetting van de hymne met strofen van acht regels, waarbij de laatste regel van elke strofe bestaat uit het woord "Halleluja". De andere versie, Zahn nr. 7012b, die onder de titel "Der Lobsanck Christ ist erstanden / Gebessert" in het Enchiridion van Erfurt en als negende item in Eyn geystlich Gesangk Buchleyn verschijnt, is een zetting van de hymne in strofen van zeven regels, dat wil zeggen zonder de herhaalde "Halleluja" aan het einde van elke strofe. Ondanks het feit dat de versie met strofen van acht regels een ritmisch imperfecte vorm had (Duits: "rhythmische Gestaltung ist unvolkommen", volgens Johannes Zahn), en dat Walter alleen de versie met strofen van zeven regels in zijn latere publicaties opnam, werd de eerste versie opgepikt in de gezangboeken van Klug (1535, 1543), Schumann (1539) en Babst (1545), en werd, met enkele ritmische aanpassingen, voortaan de standaard voor publicaties van de melodie. Kleine wijzigingen van de melodie, dat wil zeggen zonder de melodievorm te wijzigen, omvatten de toevoeging van doorgangsnoten en wijziging van ritmische patronen om het koraal aan te passen aan opkomende stijlen en om het koraal in een regelmatige maatsoort te laten passen. Bijvoorbeeld, in de eerste helft van de 18e eeuw baseerde Johann Sebastian Bach al zijn zettingen van de hymne "Christ lag in Todes Banden" (BWV 4, 158/4, 277, 278, 279, 625, 695, 695a en 718) op de achtregelige variant van de hymnemelodie.

Johann Sebastian Bach componeerde diverse koralen voor dit lied:

  • Christ lag in Todes Banden, BWV 4, een vroege koraalcantate voor Pasen, begint met een sinfonia, gevolgd door zeven delen, waarbij elk van de oorspronkelijke zeven coupletten van Luther wordt gebruikt, en met de melodie als een cantus firmus
  • De cantate Der Friede sei mit dir, BWV 158, gebruikt het vijfde couplet van Martin Luthers koraal in een vierstemmig koraal in het vierde en laatste deel.
  • "Christ lag in Todesbanden", BWV 277, 278 en 279 zijn opgenomen in Bachs vierstemmige koraalzettingen.
  • Christ lag in Todesbanden, BWV 625, is een koraalprelude uit het Orgelbüchlein van slechts 16 maten lang (exclusief herhalingen). De sopraanstem volgt de hymne vrijwel onveranderd, waarbij de lagere delen onverbiddelijk dalen in achtste- en zestiende-klanken. 
  • Fantasia super Christ lag in Todes Banden, BWV 695, is een koraalpreludium uit de Kirnberger-koraalpreluden (BWV 690–713), bestaande uit een tweestemmige fughetta boven de koraalmelodie in de bas. 
  • Christ lag in Todes Banden, BWV 718, is een koraalpreludium, dat de koraalmelodie gebruikt als een cantus firmus door een reeks texturen, afwisselend tussen triolen en zestiende-klanken en de noordelijke invloeden van orgelfantasieën van Böhm, Buxtehude en Reincken vertoont.





Christ lag in Todesbanden
für unser Sünd gegeben,
der ist wieder erstanden
und hat uns bracht das Leben.
Des wir sollen fröhlich sein,
Gott loben und ihm dankbar sein
und singen Halleluja.
Halleluja.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

BWV 404 ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’

BWV 404  ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ (in A mineur) Tekst :                        Vs 1 Friedrich Spee (1628),                              ...