vrijdag 31 oktober 2025

BWV 538 ‘Toccata en fuga in d klein’

Orgelwerken

Wellicht zou het gepast zijn om vandaag BWV 80, 302 of 720 de revue te laten passeren. Hervormingsdag is in de Protestantse traditie, ook in Lutherse, verbonden met dit lied. Wilt u het toch even vasthouden, dan kunt u via deze link  naar de beschrijving van BWV 302 op dit blog.

De Toccata en Fuga in d mineur, BWV 538 moet niet worden verward met de bekendere toccata en fuga BWV 565, die eveneens in d kleine terts staat. De bijnaam van dit stuk is Dorische Toccata en Fuga, omdat men lange tijd gedacht heeft dat het stuk in Dorische toonladder was geschreven aangezien het stuk begint op de toon D en er geen algemene kruisen of mollen staan. Later ontdekte men dat het stuk toch in d-mineur is geschreven. BWV 538 opent met een motief bestaande uit zestiende noten, dat vrijwel continu door het hele stuk heen loopt. De fuga is lang en complex.

Fragment van het begin van de Toccata.


donderdag 30 oktober 2025

BWV 537 ‘Fantasie en fuga in c klein’

Orgelwerken


De fantasie van dit werk lijkt een soort klaagzang. Diep dramatisch klinkt de muziek. Weemoed is alom aanwezig. Het zou treurmuziek tijdens een uitvaart kunnen zijn. Groot is dan ook de tegenstelling van de fuga die erop volgt. Daar wordt het volume steeds hoger gedraaid en sneller en harder komen de steeds meer op elkaar gepropte noten naar de luisteraar toe. Al met al een uiterst indrukwekkend werk. Het stuk is door Edwart Elgar ook omgezet voor een groot orkest. Een voorbeeld daarvan is de uitvoering van het Frankfurt Radio Symphony ∙ Alain Altinoglu, Dirigent

 
Fragment BWV 537


woensdag 29 oktober 2025

BWV 536 ‘Prelude en fuga in A groot’

Orgelwerken


De periode 1708 tot 1717 in Weimar is onmiskenbaar een productieve periode geweest voor de jonge Bach. De hertog van Weimar, Ernst August, gaf ook alle ruimte aan zijn talentvolle ‘hoforganist’. Dankbaar naakt Bach hier gebruik van en zijn ijver was groot. Veel van zijn orgelwerken componeert hij in deze periode. De prelude van BWV 536 is kort en uitgelaten. De fuga statiger, meer ingetogen.

Fragment BWV 536

Prelude en Fuga in A groot -Ton Koopman

 


 

dinsdag 28 oktober 2025

BWV 535 ‘Prelude en fuga in G klein’

Orgelwerken


Nederlandse Bachvereniging:
Geen prelude zonder fuga, zou je denken. Toch is het de vraag of Bach dit tweetal werken samen bedacht heeft, aangezien de prelude qua stijl meer gelijkenis vertoont met zijn vroege werken dan de fuga. De bronnen vertellen hun eigen verwarrende verhaal. Allereerst is er het Möller-manuscript, een verzameling uit 1705-1706 waarin Johann Cristoph Bach een momentopname maakt van zijn muzikale kring: Böhm, Buxtehude en Reincken, en ook van zijn jongere broer Johann Sebastian, die nog een jongeman was. Een van de werken die Johann Sebastian zelf in het manuscript schreef, was BWV 535a, een eenvoudigere en helaas onvolledige versie van BWV 535 (de laatste pagina ontbreekt). Maar de 'officiële' latere versie bestaat in zoveel variaties, waarvan geen enkele in Bachs handschrift, dat het moeilijk te achterhalen is hoe en wanneer hij dit vroege werk of deze vroege werken heeft herzien. De prelude en fuga moeten zeer nuttig zijn geweest bij orgellessen, aangezien de kopieën voornamelijk door zijn goedbetaalde leerlingen worden gemaakt. Zoals gezegd, was de prelude waarschijnlijk een van Bachs vroegste werken. Mogelijk schreef hij het direct na zijn kennismaking met Buxtehude, die zijn preludes – zoals Bach hier doet – opbouwde in nette, goed gedefinieerde delen.“

Fragment BWV 535






 

maandag 27 oktober 2025

BWV 534 ‘Prelude and Fuga in F klein’

Orgelwerken


Dit werk werd altijd zonder discussie toegeschreven aan Johann Sebastian Bach, maar sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw neemt hierover de twijfel toe. Er is voldoende reden om aan te nemen dat het stuk qua stijl meer en meer lijkt op het werk van de oudste zoon, Wilhelm Friedeman Bach. Maar ook hier geldt natuurlijk dat het nog altijd ter discussie staat en de ene mening wordt weerlegt door de andere. Zonder twijfel is het een werk van Bach. Maar welke voornaam de componist voerde??


 

zondag 26 oktober 2025

BWV 533 ‘Prelude en fuga in e klein’

Preludes en fugas


BWV 533 ‘Prelude en fuga in e klein’

Een nog vrij jonge Johann Sebastiaan componeerde dit werk in Arnstadt. Hij zal een twintiger zijn geweest. Zijn baan in Arnstadt kreeg hij na een indrukwekkende test van het nieuwe orgel. Overigens ging die baan vergezeld met een riant salaris voor die tijd. Maar de wederzijdse liefde begon na een paar jaar al te bekoelen. In gemeente en vanuit de kerkenraad kwam kritiek dat Bach teveel vreemde en niet te volgen variaties gebruikte in de voorspelen van de koralen. Daarmee bracht hij, volgens de kerkenraad de mensen onnodig in verwarring. Ontslag volgde daarom al snel. Daarop volgde ontslag in 1707.

Fragment BWV 533 Berlijn




 
Dorien Schouten


 

zaterdag 25 oktober 2025

BWV 532 ‘Prelude en Fuga in D groot’

Preludes en fugas


BWV 532 ‘Prelude en Fuga in D groot’

 

Dit werk is moeilijk te dateren, maar men gaat ervan uit dat Bach het heeft gecomponeerd in de periode in Weimar. Tussen 1708 en 1717. Waarschijnlijk tijdens de periode dat hij bezig was met de compositie van koraalvoorspelen in zijn "Orgelbüchlein". Bach wilde met dit stuk duidelijk indruk maken. Dominante pedaal partij is daar duidelijk in. De fuga is beroemd door Pachelbels aantekening: ‘[hier] moet je de voeten echt laten wapperen’.

Wikipedia:
“De Fuga in D majeur, BWV 532a, werd rond 1708 gecomponeerd. Het is een eerdere versie van de fuga van BWV 532. Er is weinig over deze fuga bekend, behalve dat hij ongeveer twee jaar vóór de Prelude en Fuga in D majeur werd gecomponeerd en in Weimar werd geschreven en in première ging. Ook BWV 532 werd geschreven tijdens Bachs verblijf in Weimar: het werd gecomponeerd tussen 1709 en 1717. Veel van zijn grootste en bekendste orgelwerken werden in deze periode geschreven, waaronder bijvoorbeeld de Prelude en Fuga in E majeur, BWV 566. De componist verbleef in Weimar nadat hij in 1709 door de regerende hertog van Weimar, Wilhelm Ernst, was aangenomen als organist en lid van het hoforkest; hij werd door de hertog in het bijzonder aangemoedigd om zijn unieke talenten met het orgel te benutten. Zijn roem op het instrument groeide en hij werd door vele orgelstudenten bezocht om hem te horen spelen en van zijn techniek te leren. De Prélude en Fuga in D majeur werd waarschijnlijk in 1710 gecomponeerd, hoewel dit niet zeker is. Wat we wel weten, is dat BWV 532 een lange, complexe, op zichzelf staande fuga bevat, voorafgegaan door een meerdelige prelude. Het moet dus geschreven zijn voordat Bach de heldere, tweedelige prelude en fugavorm, gebruikt in Das Wohltemperierte Klavier, dat in 1722 werd gecomponeerd.

 

Fragment BWV 532







vrijdag 24 oktober 2025

BWV 531 ‘Prelude and Fuga in C groot’

Preludes en fugas


BWV 531 ‘Prelude and Fuga in C groot’

De komende dagen verschijnt er telkens een prelude en fuga van Johann Sebastiaan Bach. De Prelude en Fuga in C, BWV 531 is een van de vroege orgelwerken van Johann Sebastian Bach, waarschijnlijk gecomponeerd in Arnstadt (ca. 1703-1707). Dit stuk weerspiegelt de jeugdige energie en virtuositeit van de jonge Bach en laat zijn bewondering zien voor invloedrijke Noord-Duitse componisten zoals Buxtehude en Böhm. Toen Bach in 1703 op 18-jarige leeftijd zijn eerste organistenbaan in Arnstadt kreeg, was hij al een briljante improvisator. In deze periode maakte hij een studiereis naar Lübeck, waar hij kennismaakte met de grootse orgelstijl van Dietrich Buxtehude. Deze reis had een blijvende invloed op Bach’s stijl, wat duidelijk terug te horen is in zijn vroege orgelwerken zoals BWV 531. De prelude begint met een stralend en energiek thema dat direct de aandacht grijpt. De snelle toonladderfiguren en briljante loopjes geven het stuk een feestelijk en speels karakter. De fuga heeft een helder, dansend thema. 


Fragment BWV 531 Berlijn Staatsbibliotheek







 

donderdag 23 oktober 2025

BWV 530 ‘Sonate nr. 6 in G groot BWV 530’

Zes triosonates


BWV 530 ‘Sonate nr. 6 in G groot BWV 530’

Nederlandse Bachvereniging:
Deze sonates zullen alle smaakrevoluties in de muziek overleven.
Wie is moderner: Händel of Bach? Die vraag speelde in de achttiende eeuw al. Bach werd vaak gezien als kundig maar ouderwets en Händel als meer vooruitstrevend. Het eerste deel van deze Sonate in G groot spreekt dit beeld tegen. Het eenstemmige begin van de twee bovenste stemmen en de ongecompliceerde welluidendheid zijn op en top modern. Het is dan ook geen wonder dat juist Bachs zes triosonates een troef in de discussie werden. In 1788 verscheen in een Duits tijdschrift een anonieme ingezonden brief. Het was een antwoord op een passage in Charles Burneys levensbeschrijving van G.F. Händel waarin de Engelsman schrijft dat Händel in zijn orgelmuziek “zelfs Johann Sebastian en andere Duitsers overtroffen had.” Die moderniteit van Händel viel wel mee, stelt de briefschrijver. Hij karakteriseert Händels klaviervariaties als “plat en voor onze tijd veel te eenvoudig.” Nee, dan Bach, die was tijdloos en dus eigenlijk veel moderner: “naast andere trio’s voor het orgel is in het bijzonder een set van 6 zulke stukken voor twee manualen en pedaal bekend, die zo galant gecomponeerd zijn dat ze ook nu nog zeer goed klinken en nooit verouderen, maar alle smaakrevoluties in de muziek zullen overleven.” Zo werden de elegante triosonates voor orgel al een paar decennia na Bachs dood gebruikt als bewijs van de tijdloze kwaliteit van zijn muziek. Wie de ingezonden brief schreef is niet helemaal zeker, maar het lijkt erop dat het Carl Philipp Emanuel Bach was die zijn vader verdedigde. Wat te modern is veroudert het snelst, lijkt de strekking van zijn opmerking. Ook zijn vader zocht dat evenwicht. In deze sonate volgt na het galante eerste deel en de chromatiek en complexe ritmes van het tweede deel, een slot dat elementen van beide combineert. Modern maar onmiskenbaar Bach.


Sonate nr. 6 in G groot BWV 530 - Smits | Nederlandse Bachvereniging

Trio Sonata no. 6 in sol maggiore BWV 530 - Alessio Corti, organo

woensdag 22 oktober 2025

BWV 529 ‘Sonate nr. 5 in C groot BWV 529’

Zes triosonates


BWV 529 ‘Sonate nr. 5 in C groot BWV 529’

Nederlandse Bachvereniging:
Met zijn zoon Wilhelm Friedemann in gedachten – of voor een prestigieuze publicatie? –stelde Bach in de late jaren 1720 zes grandioze sonates voor orgel samen. Het orgel was het instrument waarop hij misschien wel het meest van al excelleerde. In deze Sonate in C groot hergebruikte hij een langzaam werkje uit zijn Weimartijd, nu omringd door nieuw geschreven snelle buitendelen, elk even indrukwekkend geconstrueerd. Bovendien integreert Bach handig verschillende stijlen die een toen moderne organist onder de knie zou moeten hebben.

dinsdag 21 oktober 2025

BWV 528 ‘Sonate nr. 4 in e klein BWV 528’

Zes triosonates


BWV 528 ‘Sonate nr. 4 in e klein BWV 528’

Nederlandse Bachvereniging:
Een triosonate is normaal gesproken een sonate voor twee melodie-instrumenten en basso continuo. Talloze barokcomponisten schreven triosonates, zo ook Bach. Maar organist Bach dacht vaak in klavierlogica: en dus schreef hij triosonates voor één instrument, het orgel. Met zijn handen de beide solo-instrumenten (op twee verschillende klavieren), met zijn voeten de bas. Zo ontstonden de Triosonates voor orgel: zes stukken die Bach rond 1730 samenstelde, waarschijnlijk voor zijn zoon Wilhelm Friedemann. Deze sonate, de vierde, is net zoals de meeste een samenstelling van eerdere stukken. Stukken die niet bij elkaar hoorden, maar die Bach wel zorgvuldig bij elkaar zocht. Het eerste deel komt uit Die Himmel erzählen die Ehre Gottes (BWV 76), een van de eerste cantates die Bach in Leipzig schreef in 1723. Na een korte inleiding gaan de twee melodiestemmen - in het origineel een oboe d'amore en een viola da gamba - een druk duet met elkaar aan. Om beurten dagen ze elkaar uit met loopjes van zestiende noten, die onmiddellijk door de ander geïmiteerd worden. Een wedloop waar Bach het patent op heeft. Het middendeel is waarschijnlijk het oudste: de originele versie stamt uit ongeveer 1708. Alles wijst erop dat het oorspronkelijk voor orgel geschreven is. Toch heeft Bach voor dit deel goed geluisterd naar de Italiaanse triosonate die toen in de mode kwam. Voor de fraaie melodieën en rijke harmonie zou Corelli zich niet geschaamd hebben. Ook het laatste deel bestond waarschijnlijk al toen de sonate bij elkaar gebracht werd. Sommigen menen dat het geschreven is voor het orgel van Weimar, waar Bach tussen 1708 en 1717 werkte; anderen zien daar geen bewijs voor.


Fragment BWV 528 Berlijn







 

maandag 20 oktober 2025

BWV 527 ‘Sonate nr. 3 in d klein’

Zes triosonates


BWV 527 ‘Sonate nr. 3 in d klein’

In de oren van zeventiende- en achttiende-eeuwse muziekdenkers als Mattheson, Rousseau en Schubart stond de toonsoort d klein voor melancholie, devotie, gravitas, sérieux. Bach moet hetzelfde hebben gedacht: deze sonate in d klein begint met een inzet die klinkt als een onzekerheid, en bovendien nadrukkelijk andante. Na het schuchtere begin slaat Bach aan het experimenteren door bijna wild met motieven te jongleren en nieuwe toonsoorten op te zoeken.
Het hele stuk is opgezet als een ogenschijnlijk simpel gesprek tussen de twee bovenstemmen, begeleid door een continuobas. Het Adagio lijkt een galant, ongecompliceerd fluitduet.

Het langzame deel van BWV 527 is een bewerking van een verloren gegaan instrumentaal werk dat later ook werd hergebruikt in het langzame deel van het tripelconcert voor fluit, viool en klavecimbel, BWV 1044. Deze bewerking wordt toegeschreven aan de periode 1729-1740, toen Bach directeur was van het Collegium Musicum in Leipzig, een vereniging van stadsmuzikanten die concerten organiseerde in Café Zimmermann.

Het slotdeel, een uitbundig Vivace, stelt beduidend meer technische eisen aan de organist.

 

Fragment BWV 527


(Deze opname is gemaakt op het beroemde Müller-orgel in de Grote of Sint-Bavokerk in Haarlem. Het is een zeer bijzonder instrument uit 1738. Zowel Georg Friedrich Händel als Wolfgang Amadeus Mozart reisden naar Haarlem af om dit orgel te bespelen! Händel was erg gecharmeerd van het bijzondere Vox Humana-register. Het orgel telt ruim 5000 pijpen, verdeeld over 64 registers, en heeft drie manualen en pedaal.)



 

zondag 19 oktober 2025

BWV 526 ‘Sonate nr. 2 in C klein’

Zes triosonates


BWV 526 ‘Sonate nr. 2 in C klein’

 

Rond 1727-1730 introduceerde Bach een nieuw orgelgenre: de triosonate. Als kamermuziek was dit type sonate allang een vaste waarde in de barok, met twee melodie-instrumenten en bas, of een solist en klavier, maar nog nooit klonken de drie stemmen op een instrument. Door handige registratie is ook op orgel een klankrijkdom te bereiken, maar dan begint het pas: de zes sonates gelden namelijk als uitzonderlijk moeilijk. Zo stelt Schweitzer dat “wie deze sonates grondig bestudeert, eigenlijk noch in de oude, noch in de moderne orgelliteratuur nog moeilijkheden zal tegenkomen. […] Hij heeft absolute precisie in zijn spel bereikt, de ultieme voorwaarde van de ware orgelkunst; in dit gecompliceerde triospel is zelfs de kleinste onregelmatigheid immers angstwekkend duidelijk te horen.”


Fragment BWV 526 - Berlijn







zaterdag 18 oktober 2025

BWV 525 ‘Sonate nr. 1 in Es groot’

Zes triosonates


BWV 525 ‘Sonate nr. 1 in Es groot’

De orgelsonates BWV 525–530 van Johann Sebastian Bach vormen een verzameling van zes sonates in triosonatevorm. Elk van de sonates bestaat uit drie delen, met drie onafhankelijke partijen in de twee manualen en het obligaat pedaal. De verzameling werd eind jaren 1720 in Leipzig samengesteld en bevatte bewerkingen van eerdere composities van Bach uit eerdere cantates, orgelwerken en kamermuziek, evenals enkele nieuw gecomponeerde delen. De zesde sonate, BWV 530, is de enige waarvoor alle drie de delen speciaal voor de verzameling zijn gecomponeerd. Wanneer gespeeld op een orgel, wordt de tweede manuaalpartij vaak een octaaf lager op het klavier gespeeld met de juiste registratie. Commentatoren hebben gesuggereerd dat de verzameling deels bedoeld was voor privéstudie om de orgeltechniek te perfectioneren, waarbij sommigen erop wijzen dat de omvang ervan het mogelijk maakt om ze op een pedaalklavichord te spelen. De verzameling sonates wordt algemeen beschouwd als een van Bachs meesterwerken voor orgel. De sonates worden tevens beschouwd als een van zijn moeilijkste composities voor dit instrument. Zes sonates of trio's voor twee klavieren met  pedaal. Bach componeerde ze voor zijn oudste zoon, Wilhelm Friedemann, die ze moest gebruiken om zich voor te bereiden op de grote organist die hij later zou worden. Hun schoonheid is onovertroffen. Ze werden gecomponeerd op de rijpste leeftijd van de auteur en kunnen worden beschouwd als zijn belangrijkste werk in dit genre.


Fragment BWV 525, Leipzig




Deze sonate, BWV 525,  maakt deel uit van een bundel die Bach samenstelde voor zijn zoon Wilhelm Friedemann. Er is geen ander voor wie Bach zo veel en zo op de persoon toegesneden muziek heeft gecomponeerd en verzameld. Hij begon daar al mee voor diens tiende verjaardag. Wilhelm Friedemann was dan ook hoog getalenteerd. Rond zijn twintigste verzamelde Bach voor hem zes orgeltriosonates. Dit op en top Italiaanse stuk is de eerste daarvan. Een hoogtepunt uit de orgelliteratuur, waarin Bach vernieuwing, ook qua stijl, combineert met hoge technische eisen. Bach moet ervan overtuigd zijn geweest dat hij hiermee de puntjes op de i zette van de muzikale opleiding van zijn zoon. En het bracht Wilhelm Friedemann in 1733 inderdaad daar waar zijn vader hem graag wilde zien. Hij werd dat jaar organist van de Sophienkirche in Dresden, waar dertien jaar eerder een orgel van Bachs goede vriend Silbermann was ingewijd. Bach zelf schreef en ondertekende de sollicitatiebrief voor zijn inmiddels tweeëntwintigjarige zoon, en leverde ook de compositie die hij diende te spelen bij zijn proefspel (BWV 541).Deze ongetwijfeld goedbedoelde zorgen van vader Bach waren misschien ingegeven door het eerdere mislukken van een sollicitatie in Halberstadt. Maar of Friedemann gelukkig is geworden van zijn vaders bemoeienis, is de vraag. Want hoewel gewapend met gouden handen en een voorbeeldige opleiding, was hij toch een late representant van een snel uitdovende stijlperiode. Hoezeer de zes sonates vanuit het oogpunt van vader Bach ook aansloten bij de moderne tijd, voor Friedemann waren het wellicht de zijden koorden waarmee hij zich aan de ambities van zijn ouderwetse vader verbonden wist. Het is in elk geval treurig om te zien dat Friedemann, anders dan zijn jongere broers Carl Philipp Emanuel en Johann Christian, niet echt aansluiting heeft weten te vinden met de nieuwe tijd – de galante trekjes van deze sonates ten spijt. Een leven vol halfslachtige keuzes en een roemloos einde was zijn deel.

Wilhelm Friedemann Bach





 

vrijdag 17 oktober 2025

BWV 524 ‘Quodlibet’

BWV 524 ‘Quodlibet’

Nederlandse Bach Vereniging:
„Feesten chez Bach waren legendarische aangelegenheden. Groot of klein, wie ook maar een instrument kon vasthouden of enigszins op toon kon zingen, deed mee – en de Bachs waren met veel. De happenings begonnen – net als de enscenering van Thomas Höft van het concert waarin deze opname werd gemaakt – steevast met een koraal, voordat de menigte zich kon uitleven in steeds minder zedige zang. Een speciaal genre was het quodlibet, vertaald ‘zoals je wilt’, dat vanaf de late middeleeuwen in allerlei gedaantes in heel Europa opduikt. De vroegbarokke Duitse variant combineert spitsvondige humor en elementen van een gezelschapsspel door verschillende melodieën met hun eigen tekst met elkaar te verweven, vaak puur völkisch, maar soms ook met koraalmelodieën. Het Quodlibet, BWV 524, heeft wel tekst, maar zelfs als we alle muziek zouden hebben – het is een fragment van een van de zeldzame vroege Bachwerken in autograaf – dan nog zouden we er slechts met moeite een touw aan vast kunnen knopen. Bach schreef de kolderieke affaire in 1707, misschien wel voor zijn eerste huwelijksfeest, met Maria Barbara Bach. (Maar het kan ook het huwelijk van Johann Friedrich Fuchs met Salome Römer (Leydel) zijn geweest. GvS). We horen over ‘Salome’ en ‘Dominus Johannes’, wat respectievelijk kan slaan op Bachs zus en de predikant Johann Lorenz Stauber, en over de Güldene Krone in Arnstadt, een voornaam huis waar Bach wellicht een tijdje woonde voordat hij naar Mühlhausen verhuisde. Wat de precieze aanleiding ook was, dit werkje heeft alles wat je van de o zo serieuze Bach mag verwachten: verfijnd contrapunt, een chaconne, een ironische psalmodie en nog een ferme fuga over een kneedtrog. Wie het weet mag het zeggen!“


Eerste deel uit het Bach archief , Leipzig.


Was seind das vor große Schlösser,
Die dort schwimmen auf der See
Und erscheinen immer größer,
Weil sie näher kommen her,
Ist es Freund oder Feind,
Oder wie ist es gemeint?
Was muss ich von fern erblicken,
Sagt mir, wer reit' dort herein?
Trägt ein großes Rad am Rücken,
Der Henker muss gestorben sein!
Ei, wie reit' der Kerl so dumm,
Hat einen Trauermantel um.


Ergo tanto instantius debemus fugere terrena,
Quanto velocius aufugiunt caduca et vana.


Wer in Indien schiffen will,
Find' bei mir der Schiffe viel,
Ich bin eben kein Schiffersflegel,
Brauche weder Mast noch Segel,
Wie man in dem Texel tut;
Denn ein Backtrog ist ebensogut.
Notabene Knisterbart, was macht der Meister Schneider,
Mir plezt er meine Hosen, mir flickt er meine Kleider.
Braucht man den Backtrog vor den Kahn,
Ei, so kommt man übel an;
Dann man plumpt in den Teich so frisch
Und schwimmt darin wie ein Stockfisch,
Probatum est.


O ihr Gedanken,
Warum quälet ihr meinen Geist? - Backtrog! -
Warum wollet ihr wanken,
Da mich die Hoffnung feste stehen heißt.
Ei, wie sieht die Salome so sauer um den Schnabel,
Darum, weil der Pferdeknecht sie kitzelt mit der Gabel.
Ei, wie frisst das Hausgesind so gar viel Käs und Butter,
Wären sie Kälber gleich wie du, so fräßen sie das Futter.
Wenn man mit dem Spinnrad sitzt auf einem großen Schimmel,
Reißen ihre Goschen auf fast alle Bauerlümmel;
Wenn man mit dem Spinnrad sitzt auf einem großen Fuchsen,
Kriegen vor Gelächter die Leute fast den Schlucksen;
Wenn man mit dem Spinnrad sitzt auf einem großen Rappen,
Ei, da will der Trauermantel gar nicht dazu klappen;
Wenn man statt des Orlochschiffs den Backtrog will gebrauchen,
Ach, da wird man alsobald in das Wasser wie die Plumphecht tauchen.


Große Hochzeit, große Freuden,
Große Degen große Scheiden;
Große Richter, große Büttel,
Große Hunde, große Knittel;
Große Väter, große Söhne,
Große Goschen, große Zähne;
Große Pfeile, große Köcher,
Große Nasen, große Löcher;
Große Herren, große Wappen,
Große Fässer, große Zappen;
Große Gerste, große Körner,
Große Köpfe, große Hörner;
Großer Hafer, große Trespen,
Große Pferde, große Wespen;
Große Weinberg, große Trauben,
Große Weiber, große Hauben;
Große Kugeln, große Kegel,
Große Bauren, große Flegel;
Große Jungfern, große Kränze,
Große Esel, große Schwänze;
Große Lachen, groß Gepatsche,
Große Frauen, groß Geklatsche;
Große Klöppel, große Trummel,
Große Wespen, große Hummel;
Große Leinwand, große Bleiche,
Große Backträg, große Teiche.


Ach, wie hat mich so betrogen
der sehr schlaue Cypripor.


Urschel, brenne mir ein Licht an,
Dass ich dabei sehen kann!
Willst du mir kein Licht anzünden,
Will ich dich wohl im Finstern finden.
Ist gleich schlimm das Frauenzimmer,
Ist doch der Backtrog noch viel schlimmer!
Pantagruel war ein sehr lustiger Mann,
Und mancher Hofbedienter trägt blaue Strümpfe an,
Und streifte man denen Füchsen die Häutlein aus,
So gäb's viel nackigter Leute auf manchem Fürstenhaus.
Wären denen Dukaten die großen Krätzen gleich,
So wäre unser Nachbar viel Millionen reich.
Mein Rücken ist noch stark, ich darf mich gar nicht klagen.
Du könntest, wie mich dünkt, wohl zwanzig Säcke tragen.
Das muss ein dummer Esel sein,
Der lieber Koffent säuft als Wein
Und in der kalten Stube schwitzt
Und statt des Schiffs im Backtrog sitzt!
Punctum.


Dominus Johannes citatur
ad Rectorem Magnificum
hora pomeridiana secunda propter ancillam
in corona aurea.
Studenten seind sehr fröhlich, wie ihr alle wisst,
Solang ein blutiger Heller im Beutel übrig ist.
Wär der Galgen Magnet und der Schneider Eisen,
Wie mancher würde noch heute an den Galgen reisen!
Wär ich König in Portugal, was fragt ich darnach,
Ein andrer möchte kippen mit dem Backtrog in Bach.
Bona dies, Meister Kürschner, habt ihr keine Füchse mehr!
Ich verkauf sie alle nach Hofe, mein hochgeehrter Herr.
Ich sahe eine Jungfer, die hat sehr stolz getan
Und hat doch wohl bei Urbens kein ganzes Hemde an!
Mancher stellt sich freundlich mit feiner Zung
Und denkt doch in dem Herzen wie Goldschmieds Jung.
In diesem Jahre haben wir zwei Sonnenfinsternissen,
Und zu Breslau auf dem Keller schenkt man guten Scheps,
Und in meinem Beutel regiert der fressende Krebs.
Hört ihr Herren allzugleich,
Was da geschehen in Österreich,
Hört ihr Herren allerhand,
Was da geschehen in Brabant,
Da hat geboren eine alte Frau
Eine junge Sau!
Seid freundlich eingeladen
Zum Topfbraten!
Ei, was ist das vor eine schöne Fuge!


 

donderdag 16 oktober 2025

BWV 523 ‘Ich gnüge mich an meinem Stande’

Klavierbüchlein für Anna Magdalena Bach


BWV 523 ‘Ich gnüge mich an meinem Stande’

Net als de laatste paar liederen, is ook dit lied opgenomen in het Klavierbüchlein. Maar het is zeer de vraag of Bach zelf er in compositie de hand heeft gehad. De laatste jaren neemt het voorbehoud bij deze liederen toe of Bach hier zelf ook een bijdrage heeft geleveerd, of dat hij het overgenomen heeft. Hoe het ook zij, ze zijn nog steeds opgenomen in Bach-Werke-Verzeichnis en daarom ook meegenomen in het blog.


Ich gnüge mich an meinem Stande,
in den der Höchste mich gesetzt,
Und acht es gar für keine Schande,
bin ich nicht jedem gleichgeschätzt.
Ich darf so wenig meinen Schöpfer
anklagen als der Ton den Töpfer.

Mag Gottes Segen sparsam Fließen
er gibt mir doch mein täglich Brot,
Hab ich dabei ein gut Gewissen
so leid ich dennoch keinen Not.
Das größte Gut ist dem gewähret
der große Güter nicht begehret.

 


 

woensdag 15 oktober 2025

BWV 522 ‘Meine Seele, lass es gehen’

Klavierbüchlein für Anna Magdalena Bach


BWV 522 ‘Meine Seele, lass es gehen’

Tekst:                  onbekend
Melodie:              onbekend


 

Meine Seele, lass es gehen,
wie es in der Welt jetzt geht.
Meine Seele, lass es stehen,
wie es jetzo geht und steht.
Liebste Seele, halte stille,
denke dass es Gottes Wille.

Ist die Welt gleich dir zuwider,
und bist deiner Feinde Spott,
drücken dich die Feinde nieder,
so vertraue deinem Gott.
Liebste Seele, halte stille,
denke dass es Gottes Wille.

Ist deines Herzens Kammer
nichts als lauter Herzeleid,
plaget dich sehr grosser Jammer,
hier in diesen Sterblichkeit.
Liebste Seele, halte stille,
denke dass es Gottes Wille.

Gott pflegt ein getreues Herze
wenn er durch das Kreuz bewährt,
wohl zu trösten nach dem Schmerze
und gibt was er nur begehrt.
Liebste Seele, halte stille,
denke dass es Gottes Wille.

Auf den Regen scheint die Sonne,
also kommet Lust auf Leid,
auf die Angst kommt lauter Wonne,
Freude kommt auf Traurigkeit.
Liebste Seele, halte stille,
denke dass es Gottes Wille.

Sollst du von der Welt abscheiden
scheide nur getrost zu Gott,
Gott gibt auch das Scheiden Freuden,
Freude gibt er auf die Not.
Liebste Seele, halte stille,
denke dass es Gottes Wille.


dinsdag 14 oktober 2025

BWV 521 ‘Gott mein Herz dir Dank zusende’

Klavierbüchlein für Anna Magdalena Bach


BWV 521 ‘Gott mein Herz dir Dank zusende’

Tekst:                  Ludmilla Elisabeth van Schwarzburg-Rudolstadt (1682)
Melodie:              onbekend




Gott! mein herz dir dank zusendet,
Dir ich preis und ehre sag',
Daß die woche wohl geendet,
Jeder tag mit seiner plag',
Jede arbeit, sorg' und müh',
Was mir abgewogen hie,
Dafür an der wochen ende,
Rühm' ich deine Vaterhände.

Diese haben mich getragen,
Mich gekleidet und gespeis't:
Engelwacht um mich geschlagen,
Stehen schutz und hülf' geleist',
Alles leid von mir gekehrt,
Seel und liebesgt beschert;
So, daß ihrer ich genieße,
Glücklich diese woche schließe.

Nimmer weiß satt auszubreiten
Gottes wohlthun hier mein sinn;
Ich dank' lebenslang mit freuden
Für das, was ich hab' und bin;
Gott! dir sei ruhm, ehr' und preis,
Für schutz, liebe, pfleg' und speis',
Für mein und der meinen leben,
Leib und seel bleib' dir ergeben.

Ach! vergib, was in der wochen,
Jeden tag, stund' und minut',
Wider dich ich hab' verbrochen,
Heil'ge mich durch Christi blut;
Rechne, was dein Sohn gethan,
Mir zum besten immer an,
Und wirf dadurch, mir zum glücke,
Alle meine sünd' zurücke.

Ich gesteh', ich bin ein sünder,
Ganz gekehrt zum bösen pfad,
Als wie alle menschenkinder,
Und nicht würdig deiner gnad';
Aber dein lieb' Vaterherz,
Christi wunden, tod und schmerz,
Machen, daß ich glücklich lebe,
Drum ich ihnen mich ergebe.

Fröhlich geh' ich nun zu bette,
Gottes lieb' und Jesu blut!
Weiche nicht von meiner stätte,
Heil'ger Geist! halt' mich in hut,
Bring' mich morgen an den ort,
Da man hört dein heilig' wort,
Mich mit selbem lab' und speise,
Bis ich in den himmel reise.

Ludmilla Elisabeth van Schwarzburg-Rudolstadt (ook Ludomilla of Ludämilie) (* 7 april / 17 april 1640; † 12 maart / 22 maart 1672 in Rudolstadt) was gravin van Schwarzburg-Rudolstadt en een Duitse hymneschrijfster. Ludmilla Elisabeth van Schwarzburg-Rudolstadt was een dochter van Ludwig Günther van Schwarzburg-Rudolstadt en zijn vrouw gravin Emilie van Oldenburg. Haar vader stierf in 1646, waardoor ze door haar moeder streng protestants werd opgevoed. Aangemoedigd door haar schoonzus Aemilie Juliane van Schwarzburg-Rudolstadt, probeerde de geleerde en artistiek begaafde Ludmilla al op jonge leeftijd hymnen te componeren op kasteel Friedensburg. Ahasverus Fritsch, de latere kanselier van haar broer Albrecht Anton, had ook een aanzienlijke invloed op haar. Na de dood van haar moeder in 1670 woonde Ludmilla met haar drie zussen in Rudolstadt, de woonplaats van haar broer. In 1671 vond Ludmilla's verloving plaats met Christian Wilhelm, de toekomstige prins van Schwarzburg-Sondershausen. Ze aanvaardde deze verloving met tegenzin, omdat deze in strijd was met haar vroomheid. In 1672 stierf Ludmilla Elisabeth samen met twee van haar zussen aan een mazelenepidemie. De begrafenispreek, geschreven door Traugott Löschke, beschrijft Ludmilla Elisabeth van Schwarzburg-Rudolstadt als "onmiskenbaar de grootste en meest originele dichter van de protestantse kerk." Ludmilla Elisabeth van Schwarzburg-Rudolstadt componeerde 208 geestelijke liederen, die Aemilia Juliane van Schwarzburg-Rudolstadt in 1687 na de dood van de auteur met de hulp van Ahsaverus Fritsch publiceerde. Deze werden gepubliceerd onder de titel Die Stimme der Freundin, oftewel "De stem van een vriendin". 

Ludmilla Elisabeth van 
Schwarzburg-Rudolstadt


maandag 13 oktober 2025

BWV 520 ‘Das walt’ mein Gott’

Klavierbüchlein für Anna Magdalena Bach


BWV 520 ‘Das walt’ mein Gott’

Tekst:                  onbekend
Melodie:             onbekend



Das walt mein Gott,
Vater, Sohn und Heilger Geist,
Der mich erschaffen hat,
Mir Leib und Seel gegeben,
Im Mutterleib das Leben,
Gesund, ohn allen Schad.

Ach treuer Gott,
Du dein Sohn aus Himmels Thron
Für uns gegebn in Tod,
Der für uns ist gestorben,
Das Himmelreich erworben
Mit seinem teuren Blut;

Dafür ich dir
Aus Herzen, mit Zung und Mund,
Lobsinge mit Begier,
Und danke dir mit Schalle
Für dein Wohltaten alle
Früh und spät, für und für.

Auch sonderlich
Sei dir gesagt Dank,
Mit diesem Gsang,
Dass du mich gnädiglich
Aus lauter Gnad und Güte
Diese Nacht hast behütet
Durch dein Engl sicherlich.

Und bitte dich,
Du wollst hinfort,
Ach Gott, mein Hort,
Ferner gnädiglich
Mich diesen Tag behüten
Fürs Teufels Macht und Wüten
Und List tausendfältig.

Durch deine Gnad
Bewahr mir, Herr,
Leib, Seel und Ehr,
Vergib die Missetat.
Für Gefahr, Sünd und Schande
Zu Wasser und zu Lande
Behüt mich frühe und spat.

Alle Tritt un Schritt,
In Gottes Nam
Was ich fang an,
Teil mir dein Hülfe mit
Und komm mir frühe entgegen
Mit Glücke, Heil und Segen,
Kein Bitt versag mir nicht.

All mein Arbeit,
In Gottes Nam
Was ich fang an,
Gereich zur Nutzbarkeit,
Mein Leib, Seele und Leben,
Was du mir hast gegeben,
Lob dich in Ewigkeit.



 

zondag 12 oktober 2025

BWV 519 ‘Hier lieg ich nun, o Vater aller Gnaden’

Klavierbüchlein für Anna Magdalena Bach


BWV 519 ‘Hier lieg ich nun, o Vater aller Gnaden’

Tekst:                  Johann Arndt
Melodie:              onbekend

Op Internet heb ik alleen deze uitvoering kunnen vinden. Tekst van het tweede couplet wijkt af van het origineel.


Hier lieg ich nun, o Vater aller Gnaden,
vor deinem Thron mit Sündenlast beladen,
mein eigen Herz schilt mich ins Angesicht,
doch schrei ich noch: Ach Gott, verstoß mich nicht!

Hier lieg ich nun, mein Gott, zu deinen Füßen,
ach lasse mich der süssen Huld geniessen,
mit welcher du die Deinen oft erquickst,
und ihnen Licht, Trost, Freud und Kraft zuschickst.

 

Johann Arndt (hymneschrijver), geboren: 27 december 1555 - Ballensted, Anhalt, overleden: 11 mei 1621Celle, Nederssaksen.
De Duitse lutherse theoloog Johann Arndt studeerde aan verschillende universiteiten. Hij was in 1576 in Helmstadt; in 1577 in Wittenberg. In Wittenberg was de cryptocalvinistische controverse toen op zijn hoogtepunt en hij koos de kant van Philipp Melanchthon en de cryptocalvinisten. Hij zette zijn studie voort in Straatsburg, bij de hoogleraar Hebreeuws, Johannes Pappus, een ijverig lutheraan wiens levenswerk de gewelddadige onderdrukking van de calvinistische prediking en eredienst in die tijd was, en die grote invloed op hem had. In Bazel studeerde hij opnieuw theologie bij Simon Sulzer, een ruimdenkende theoloog met lutherse sympathieën, wiens doel het was de kerken van de Helvetische en Wittenbergse belijdenis met elkaar te verzoenen. In 1581 keerde hij terug naar Ballenstedt, maar werd al snel weer tot het actieve leven teruggeroepen door zijn benoeming tot predikant in Badeborn in 1583. Na verloop van tijd wekten zijn lutherse neigingen woede op bij de autoriteiten, die tot de gereformeerde kerk behoorden. Daarom werd hij in 1590 afgezet omdat hij weigerde enkele voorwerpen uit zijn kerk te verwijderen en het gebruik van exorcisme bij de doop te staken. Hij vond een asiel in Quedlinburg (1590) en werd vervolgens in 1599 overgebracht naar de Martinuskerk in Brunswijk. Arndts roem berust op zijn geschriften. Deze waren voornamelijk mystiek en devotioneel van aard en werden geïnspireerd door St. Bernard, J. Tauler en Thomas a Kempis. Zijn belangrijkste werk, Wahres Christentum (1606-1609), dat in de meeste Europese talen is vertaald, heeft gediend als basis voor vele devotieboeken, zowel rooms-katholiek als protestants. Arndt belicht hier de mystieke verbintenis tussen de gelovige en Christus en probeert, door de aandacht te vestigen op Christus' of e in zijn volk, de puur forensische kant van de reformatorische theologie te corrigeren, die bijna uitsluitend aandacht besteedde aan het kleine anonieme boekje Deutsche Theologie. Hij publiceerde er een editie van en besteedde in een speciaal voorwoord aandacht aan de verdiensten ervan. Na Wahres Christentum is zijn bekendste werk Paradiesgartlein aller christlichen Tugenden, dat in 1612 werd gepubliceerd. Verschillende van zijn preken zijn gepubliceerd in R. Nesselmanns Übers. ü. die Entw. d. chr. Predigt (1858). Arndt heeft altijd een zeer hoge reputatie gehad bij de Duitse piëtisten. De grondlegger van het piëtisme, Philipp Jakob Spener, vestigde herhaaldelijk de aandacht op hem en zijn geschriften en ging zelfs zo ver dat hij hem met Plato vergeleek. Een verzamelde uitgave van zijn werken werd in 1734 in Leipzig gepubliceerd.

Johann Arndt




 

zaterdag 11 oktober 2025

BWV 518 ‘Willst du dein Herz mir schenken’

Klavierbüchlein für Anna Magdalena Bach


BWV 518 ‘Willst du dein Herz mir schenken’

Tekst:                  onbekend
Melodie:             onbekend

Nederlandse Bachvereniging:
"Het Klavierbüchlein voor Anna Magdalena Bach is een verzameling van verschillende soorten muziek van meerdere componisten. Naast stukken voor klavecimbel – preludes, partita’s en verschillende dansen – bevat het ook een reeks liederen. Sommige zijn wat spiritueler van karakter en andere wat wereldlijker. Dit lied, Willst du dein Herz mir schenken, behoort tot die laatste categorie. Het is een liefdeslied in vier strofes waarin de zangeres haar geliefde vraagt hun liefde verborgen en onuitgesproken te laten. Immers, “te vrij zijn en je zeker voelen heeft al vaak tot gevaar geleid”, en ook nu kijkt “een vals oog” toe. Kortom, “de hartstocht die wij genieten, moet een geheim zijn”. Hier is duidelijk sprake van een verborgen of verboden liefde. Een jong stel met strenge ouders? Een buitenechtelijke relatie? Of misschien een lesbische romance? Je kunt je er van alles bij voorstellen en dat is precies waarom het lied ook goed in een groter verhaal is in te passen, zoals voor deze uitvoering gebeurde, waar het met onder meer Bachs Quodlibet is gecombineerd. Zelf heeft het lied sowieso een mysterieuze kant. Op een lege bladzijde voorafgaand aan de noten wordt het de “Aria di Giovannini” genoemd. Wie Giovanni was, weten we niet zeker, maar het zou kunnen gaan om de graaf van Saint Germain, een rondreizende musicus en fabulant die meerdere namen en titels gebruikte. Het valt in ieder geval op dat de persoon die dit lied in het Notenbüchlein opschreef, niet te achterhalen is. Van bijna alle andere bijdragen kunnen Bach-onderzoekers wél het handschrift herkennen en koppelen aan een persoon uit de Bach-familie of Bach-kring. De Duitse tekst van het lied is niet in Duits schrift geschreven én dit lied gebruikt als enige in het boekje de vioolsleutel voor de zangpartij (in plaats van de gebruikelijke sopraansleutel). Is Saint Germain misschien de componist? Of zelfs de kopiist? Een simpel lied levert zo heel wat vragen op."






Willst du dein Herz mir schenken,
So fang es heimlich an,
Dass unser beider Denken
Niemand erraten kann.
Die Liebe muss bei beiden
Allzeit verschwiegen sein,
Drum schließ die größten Freuden
In deinem Herzen ein.

Behutsam sei und schweige
Und traue keiner Wand,
Lieb' innerlich und zeige
Dich außen unbekannt.
Kein' Argwohn musst du geben,
Verstellung nötig ist.
Genug, dass du, mein Leben,
Der Treu' versichert bist.

Begehre keine Blicke
Von meiner Liebe nicht,
Der Neid hat viele Stricke
Auf unser Tun gericht.
Du musst die Brust verschließen,
Halt deine Neigung ein.
Die Lust, die wir genießen,
Muß ein Geheimnis sein.

Zu frei sein, sicher gehen,
Hat oft Gefahr gebracht.
Man muss sich wohl verstehen,
Weil ein falsch Auge wacht.
Du musst den Spruch bedenken,
Den ich zuvor getan:
Willst du dein Herz mir schenken,
So fang es heimlich an.

 

BWV 584 ‘Trio in g klein’

Orgelwerken Opnieuw een redelijk kort orgelwerk. Fragment BWV 584 Trio in G Minor · Marie-Claire Trio in G Minor · Michel Chapuis Trio in G...