vrijdag 31 januari 2025

BWV 266 Als vierzig Tag nach Ostern warn

 

BWV 266 Als vierzig Tag nach Ostern warn (in e klein)

Jaar van deze compositie uiterlijk 1725.






Als vierzig Tag' nach Ostern war'n
Und Christus wollt' gen Himmel fahr'n,
B'schied er sein' Jünger auf ein Berg,
Vollendet da sein Amt und Werk.
Halleluja!

Tekst en Melodie: Nikolaus Herman (1560)

Nikolaus Herman (hymneschrijver, componist) Geboren: c1480 - Altdorf (bij Neurenberg), Beieren, Overleden: 15 mei 1561 - Joachimsthal [nu Jáchymov], West-Bohemen. Nikolaus [Nicolas, Nicolaus, Niklas] Herman [Hermann] was een Duitse schrijver van hymneteksten en melodieën.
Van 1518 tot 1560 was Nikolaus Herman schoolmeester, organist en kantor in Joachimsthal, Bohemen, net over de bergen van Saksen. Johann Matthesius, Luthers eerste biograaf en hoofdmeester van de Latijnse school daar vanaf 1532, was ook, tot 1565, predikant van de kerk; Herman was met hem verbonden als een goede vriend en als een collega, en kwam zo al vroeg in contact met de Reformatie. Al op 6 november 1524 schreef Luther hem als ‘viro pio et erudito’. Tegen het einde van zijn leven leed hij ernstig aan jicht en moest hij zelfs zijn functie als Cantor een aantal jaren voor zijn dood opgeven. Nikolaus Hermans belang ligt in zijn hymnen, die in verschillende delen werden gepubliceerd. Hij schreef zowel tekst als muziek, maar de meeste melodieën worden voor meerdere teksten gebruikt. Zijn gedichten zijn berijmde syllabische verzen zonder vaste metrum. Zijn zondagsevangeliën, die Bijbelverhalen in berijmde strofen navertellen, bleven tot ver in de 17e eeuw modellen voor een opeenvolging van werken van hetzelfde type.

Nikolaus Herman

In zijn pogingen om christelijke overtuigingen in de vorm van hymnen uit te drukken, liggen Hermans teksten dicht bij die van Luther. Hoewel ze nooit de poëtische kracht van diens werk hebben verworven, hebben velen hun plaats in het standaard Duitse lutherse hymnerepertoire behouden: vooral Lobt Gott, ihr Christen, allzugleich, Erschienen ist der herrlich Tag, ‘Die helle Sonn leucht jetzt herfür’, ‘Hinunter ist der Sonnen Schein’ en Wenn mein Stündlein vorhanden ist. Veel van zijn melodieën vertonen duidelijke verwantschap met volksmuziek: in het bijzonder de tradities van Bergreihen (liederen in volksstijl uit de regio van het Erzgebirge tussen Saksen en Bohemen) en Abendreihen (avonddansen gezongen in een cirkel). In een aantal melodieën gebruikte hij elementen uit het gregoriaans, soms naast folkelementen. Zo is zijn bekende melodie voor Lobt Gott, ihr Christen, allzugleich waarschijnlijk verbonden met de kerstantifoon Hodie Christus natus est nobis, terwijl die voor Erschienen ist der herrlich Tag op zijn minst indirect verwant is aan de paasantifoon Ad monumentum venimus gementes.




donderdag 30 januari 2025

BWV 265 Als Jesus Christus in der Nacht

 

BWV 265 Als Jesus Christus in der Nacht (in d klein)

Jaar van deze compositie uiterlijk 1725.



Tekst: Johann Heermann (1636) Melodie: Johann Crüger (1647)(zie voor de laatste de gegevens bij Ach Gott Erhor' Mein Seufzen BWV 254)

Johann Heermann (11 oktober 1585 - 17 februari 1647) was een Duitse dichter en hymnodist. Hij wordt herdacht in de Kalender van de Heiligen van de Lutherse Kerk op 26 oktober met Philipp Nicolai en Paul Gerhardt.
Johann Heermann werd geboren in Raudten (het huidige Rudna) in Silezië, als vierde zoon van een protestantse middenklassefamilie. Geen van zijn oudere broers of zussen had de kindertijd overleefd, dus toen de baby Heermann erg ziek werd, bad zijn moeder dat, als hij zou overleven, ze zou betalen voor zijn studie aan de universiteit. Hij ging naar de plaatselijke school in Raudten, en toen zijn leraar Johannes Baumann de school verliet om in 1597 de plaatselijke predikant te worden, namen Heermanns ouders hem mee naar Wohlau, waar hij woonde en studeerde bij Jakob Fuchs, een arts en apotheker. Op school in Wohlau kreeg hij les van Georg Gigas, zoon van Johann Gigas, componist van twee populaire hymnen uit die tijd. Na een jaar werd hij opnieuw ziek en zijn ouders brachten hem naar huis. Na zijn herstel ging hij weer naar school in Raudten. Bij een leraar, Gregorius Fiebing, begon hij op zeventienjarige leeftijd met zijn eerste gedichten.
In 1602 verhuisde hij naar Fraustadt, waar hij woonde en werkte met de theoloog Valerius Herberger, die hem in dienst nam als amanuensis en tutor voor zijn zoon Zacharias. Hier werden Heermanns vaardigheden als dichter erkend en aangemoedigd. Ondanks Herbergers invloed bleef hij slechts een jaar in Fraustadt en ging hij studeren aan het Gymnasium Elisabethanum in Breslau en vervolgens in de herfst van 1604 aan het Gymnasium in Brieg, waar hij de kans kreeg om toespraken te houden en zijn gedichten voor te dragen.
Johann Heermann

In 1607 besloot hij naar de universiteit te gaan, maar werd door zijn beschermheer, Wenzel von Rothkirch, overgehaald om bij hem te blijven, zijn twee zonen les te geven en hen te vergezellen op een reis door Europa. Heermann stemde toe en gebruikte zijn vrije tijd om te studeren in de hertogelijke bibliotheek en die van de rector van de universiteit. Hij kon ook kleine bundels met toespraken en gedichten publiceren en kwam in contact met Matthäus Zuber, een getalenteerd dichter die ook tot dichter-laureaat was benoemd. Ook Heermann streefde hiernaar en behaalde op 8 oktober 1608 de laureaat in Brieg.
Tijdens Pasen 1609 reisde hij via Leipzig en Jena naar Straatsburg, waar ze zich inschreven aan de universiteit, theologiecolleges volgden en de hoogleraren retorica en rechten ontmoetten. Het jaar daarop kreeg hij een oogontsteking na het publiceren van een boek met epigrammen en keerde op doktersadvies naar huis terug. Hij had een nachtmerrieachtige reis naar huis en kwam nog slechter aan dan toen hij vertrok. Kort na zijn terugkeer werd hij gewijd en benoemd tot diaken van de Lutherse gemeente in Köben (het huidige Chobienia, Polen), waar de zittende predikant oud was en in slechte gezondheid verkeerde. Hij begon met werken op Hemelvaartsdag 1611 en een paar dagen later stierf de pastoor, waarbij Heermann zijn taken tijdelijk overnam, ondanks dat hij er maar een week was. Diezelfde herfst werd hij permanent aangesteld en trouwde hij ook met Dorothea Feige, de dochter van de burgemeester van Raudten.
Na een succesvolle start van zijn carrière in Köben, kwam de pest in 1613, waarna in 1616 een brand door de stad raasde. Bovendien stierf Heermanns vrouw Dorothea kinderloos op 13 september 1617. Hij trouwde opnieuw in 1618, ditmaal met Anna Teichmann, de dochter van een koopman; ze kregen vier kinderen: Samuel, Euphrosina, Johann en Ephraim.
Heermann werd opnieuw ziek in 1623 en herstelde nooit echt, zijn neus en luchtwegen waren geïnfecteerd. De gevolgen van de Dertigjarige Oorlog sloegen kort daarna toe en Köben werd in 1632, 1633, 1634 en 1642 door katholieke troepen geplunderd en Heermann verloor zijn wereldse bezittingen meerdere malen. In 1634 verhinderde zijn ziekte hem helemaal om te preken en hij las zijn preken niet meer voor in de kerk. Op doktersadvies verhuisde hij over de grens naar Polen, naar Leszno, waar hij op 17 februari 1647 overleed.





woensdag 29 januari 2025

BWV 264 Als der gütige Gott

 

BWV 264 Als der gütige Gott (in G groot)

Jaar van deze compositie uiterlijk 1725. "God stuurde op zijn tijd" is een door Ria Borkent uit het Duits hertaalde liedtekst van Michael Weisse, van het lied Als der gütige Gott. Het lied wordt gezongen op een melodie van de dichter zelf, later aangepast door Johann Crüger.


Als der gütige Gott
vollenden wollt sein Wort,
sandt er ein Engel schnell,
des Namen Gabriel,
ins galiläisch Land.

Tekst: Michael Weisse (1531) Melodie: Johann Crüger (1640) (zie voor de laatste de gegevens bij Ach Gott Erhor' Mein Seufzen BWV 254)

Michael Weisse geboren: vermoedelijk in 1488, Neiße (nu: Nysa, Polen) overleden: 19 maart 1534 in Landskron (nu: Lanškroun, Tsjechië) Na zijn studie aan de Universiteit van Krakau, die hij in 1504 begon, werd Michael Weisse monnik in een klooster te Breslau. In 1518 verliet hij dat klooster om zich aan te sluiten bij de Boheemse Broederschap (‘Unitas Fratrum’). Vier jaar later kreeg hij een leidinggevende functie bij de Duitstalige broedergemeente in Landskron. In de eerste twee jaren dat hij deze functie had, reisde hij als afgevaardigde van de Broederschap verschillende keren naar Wittenberg om kennis te maken met Martin Luther en diens opvattingen. 


Michael Weisse

In 1531 werd Weisse tot priester gewijd van de Unitas Fratrum, en kreeg hij de pastorale zorg over de Duitstalige gemeente te Landskron. Hoewel Weisse ook diverse theologische geschriften op zijn naam heeft staan, is hij vooral bekend gebleven door zijn activiteiten op het gebied van het kerklied. In het jaar dat hij tot priester van de Unitas Fratrum gewijd werd, verscheen te Jungbunzlau zijn liedbundel Ein New Gesengbuchlen. Voorbeeld voor dit gezangboek was, zo meldde Weisse in de Vorrede, het Tsjechische gezangboek van de Broederschap dat in 1501 was verschenen. Tegenwoordig wordt aangenomen dat Weisse op zo’n twintig liederen na alle 157 liederen uit de Duitstalige bundel dichtte of bewerkte. Door de contacten tussen de Broederschap en de lutheranen raakten diverse liederen van Weisse buiten de Unitas Fratrum bekend.  Martin Luther noemt Weisse in zijn befaamde Vorrede op het liedboek van Valentin Babst uit 1545 ein guter Poet, waarbij hij wel even toevoegde dat deze Boheemse broeder er een verkeerde avondmaalsopvatting op na hield. Michael Weisse kwam in maart 1534 om het leven als gevolg van – zo meldt tenminste het dodenregister van de Broederschap – het eten van vergiftigd wolfsvlees.



dinsdag 28 januari 2025

BWV 263 Alles ist an Gottes Segen

BWV 263 Alles ist an Gottes Segen (in G groot)

Jaar van deze compositie uiterlijk 1725.




Alles ist an Gottes Segen
und an seiner Gnad gelegen,
über alles Geld und Gut.
Wer auf Gott sein Hoffnung setzet,
der behält ganz unverletzet
einen freien Heldenmut.

Tekst: Neurenberg 1676  Melodie: Johann Löhner (1691)

Johann Löhner (Componist) Geboren: 21 november 1645 - Neurenberg, Beieren, Duitsland Overleden: 2 april 1705 - Neurenberg, Beieren, Duitsland
Johann Löhner was een Duitse componist, organist en zanger. Hij was de zoon van het echtpaar Johann Joachim Löhner (overleden 1650) en Anna Löhner, geboren Windhesel (overleden 1660), gedoopt als protestants-luthers in Neurenberg en overleden in Neurenberg. De organist Georg Caspar Wecker, die zijn werk deed in St. Egidien, adopteerde Johann Löhner en gaf hem muzikale instructies. Men denkt dat hij vanaf 1665 organist was in St. Sebald. Tegen het einde van 1670 ging hij naar Bayreuth als zanger. Vanaf 1682 was hij vaste ziekenhuisorganist en van 1694 tot aan zijn dood werkte hij in St. Sebald als organist. Hij componeerde meer dan 300 liederen en drie opera's. Lied nr. 352 in het Evangelischen Kirchengesangbuch getuigt van zijn werk. In 1682 publiceerde hij zijn belangrijkste werk, de Auserlesene Kirch- und Tafel-Music.



 

maandag 27 januari 2025

BWV 262 Alle Menschen müssen sterben

 
BWV 262 Alle Menschen müssen sterben (in b klein)

Jaar van deze compositie uiterlijk 1725.




Alle Menschen müssen sterben,
alles Fleisch vergeht wie Heu:
was da lebet, muß verderben,
soll es anders werden neu.
Dieser Leib der muß verwesen,
wenn er anders soll genesen
der so großen Herrlichkeit,
die den Frommen ist bereit.

Tekst: Johann Georg Albinus (1652) Melodie: Jakob Hintze (1678)

Johann Georg Albinus (6 maart 1624 - 25 mei 1679) was een Duitse protestantse predikant en hymneschrijver. Hij studeerde aan de Universiteit van Leipzig en was rector van de Naumburgse Domschool en predikant van de St. Othmarkerk, beide in Naumburg. Zijn hymnen zijn door verschillende componisten op muziek gezet, bijvoorbeeld door Johann Rosenmüller die zijn hymne "Welt, ade! Ich bin dein müde" op muziek zette voor SSATB-stemmen (gepubliceerd in 1652), een compositie die door Johann Sebastian Bach werd overgenomen als laatste deel van zijn cantate Wer weiß, wie nahe mir mein Ende? BWV 27 (1726). Ook Bachs cantate Der Friede sei mit dir, BWV 158 bevat een strofe van deze hymne, op Rosenmüllers hymnemelodie.
Deze koraaltekst wordt doorgaans toegeschreven aan Johann Georg Albinus (1624-1679) of Johann Rosenmüller (1620-1684). Het jaar waarin het voor het eerst als tekst verschijnt is 1652. Het is altijd in verband gebracht met begrafenissen en overlijdens. (In 1649 werd J. Rosenmüller benoemd in de officiële functie van ‘Baccalaureus funerum’ in Leipzig.)

Een citaat uit Martin Gecks artikel over J. Rosenmüller maakt de connectie tussen deze twee mannen duidelijk, evenals een belangrijke connectie met J.S. Bach: “Für angesehene Leipziger Bürger komponierte er seinem Amt gemäß Begräbnislieder; de Satz »Welt ade, ich bin dein müde« auf die Worte des Freundes Johann Albinus hat J.S. Bach unverändert in seine Kantate Nr. 27 aufgenommen.” [“Voor gerespecteerde burgers van Leipzig componeerde hij {J. Rosenmüller} begrafenisliederen zoals van hem werd verwacht in zijn functie. J. Rosenmüller componeerde de {5-pt.} bewerking van “Welt ade, ich bin dein müde” {“Dag wereld, ik ben je zat”} [Leipzig, 1649] gebaseerd op de woorden van zijn vriend, J.G. Albinus. Later nam J.S. Bach de zetting van J. Rosenmüller ongewijzigd over en plaatste deze in zijn cantate BWV 27 /6.”] Deze melodie en tekst zijn echter geheel uniek, net als de 5-pt.-zetting van “Alle Menschen müssen sterben” [Leipzig, 1652] van J. Rosenmüller, waarvan de melodie niet verward mag worden met een andere melodie. van de Jesu, der du meine Seele melodieën. Bron: BCW Koormelodieën gebruikt in de vocale werken van Bach, Jesu, der du meine Seele, http://www.bach-cantatas.com/CM/Jesu-der-du-meine-Seele.htm.

Jacob Hintze (* 4 september 1622 in Bernau bij Berlijn; † 5 mei 1702 in Berlijn) was een Duitse stadsmuzikant en componist van liederen en religieuze concerten. Jacob Hintze, zoon van de stadsmuzikant Georg Hintze uit Bernau en zijn vrouw Catharina, geboren Rückers, kreeg zijn muzikale opleiding tussen 1638 en 1643 in Berlijn en Spandau. Daarna verbleef hij tijdelijk in verschillende steden in de Baltische regio. Hij ondernam kortdurende muzikale activiteiten in Berlijn, Spandau, Insterburg en Küstrin. Van 1651 tot 1659 werkte hij als stadsmuzikant in Stettin en daarna tot het einde van zijn leven in Berlijn. 

Jacob Hintze

Na de dood van Johann Crüger, tussen 1666 en 1698, publiceerde hij de 12e tot en met 28e editie van het gezangboek Praxis pietatis melica, waaraan hij ook zijn eigen composities toevoegde. Hij componeerde onder andere een melodie voor Paul Gerhardts Gib dich genug und sei stille (Evangelisch gezangboek nr. 371). Johann Sebastian Bach schreef verschillende koorbewerkingen van de tekst van Paul Gerhardt; maar alleen de bewerking voor Schemelli's liedbundel (BWV 460) is gebaseerd op Hintze's melodie. Kurt Fiebig creëerde in 1966 een gelijknamige cantate. Hintze's Epistolische Lieder, gebaseerd op teksten van Martin Opitz, werden meerdere malen gedrukt met de Praxis pietatis melica. In 1695/96 publiceerde Hintze ze in een aparte editie, waaraan hij ook 22 kleine symfonieën en drie geestelijke concerten toevoegde. In 1664 trouwde Jacob Hintze in Berlijn met Anna Catharina Reuschel, de dochter van de hofboekbinder Martin Reuschel. Uit het huwelijk werden drie kinderen geboren. Philipp Jacob Spener hield zijn begrafenispreek op 14 mei 1702, Cantate-zondag. Curt Sachs brengt in zijn muziekgeschiedenis van Berlijn uit 1908 een eerbetoon aan Hintze en de stadsmuzikanten.



zondag 26 januari 2025

BWV 261 Allein zu dir, Herr Jesu Christ

BWV 261 Allein zu dir, Herr Jesu Christ (in b klein)

Jaar van deze compositie uiterlijk 1725.


Allein zu dir, Herr Jesu Christ, BWV 261 · Chamber Choir of Europe & Nicol Matt

J.S. Bach: Allein zu dir, Herr Jesu Christ, BWV 261 · Augsburger Domsingknaben · Reinhard Kamml

Allein zu dir, Herr Jesu Christ,
mein Hoffnung steht auf Erden.
Ich weiß, daß du mein Tröster bist,
kein Trost mag mir sonst werden.
Von Anbeginn ist nichts erkorn,
auf Erden ward kein Mensch geborn,
der mir aus Nöten helfen kann;
ich ruf dich an,
zu dem ich mein Vertrauen han.


Tekst: Konrad Hubert (1540) Melodie: Wittenberg c. 1541

Konrad Hubert (Huber) (hymneschrijver) Geboren: 1507 - Bergzabern (in de Palts)  Overleden: 1577
Konrad Hubert, ook Konrad Huber, Konrad Huober of Konrad Humbert (1507 – 13 april 1577), was een Duitse gereformeerde theoloog, hymneschrijver en hervormer. Hij was 18 jaar lang assistent van Martin Bucer in St. Thomas, Straatsburg.
Hubert werd geboren in Bergzabern. Hij ging vanaf 1519 naar school in Heidelberg. Vanaf 1526 studeerde hij in Bazel. Hij verbleef bij Johannes Oecolampadius die hem beïnvloedde. Hij had de kans om talloze mensen te ontmoeten met wie hij later correspondeerde, waaronder Johannes Oporinus, Thomas Plater en Johann Gast.
Na de slag bij Kappel am Albis raadde Oecolampadius hem aan bij zijn vriend Martin Bucer die hem accepteerde als zijn assistent (diaconus) in Straatsburg in St. Thomas. Toen Bucer vaak op reis was, nam Hubert zijn plaats in. Hubert werkte plichtsgetrouw voor Bucer gedurende 18 jaar. Het was onderdeel van zijn taak om Bucers ideeën en concepten leesbaar te maken, omdat Bucers handschrift moeilijk te lezen was. Toen Bucer in 1549 zijn post verliet en naar Engeland vluchtte, introduceerde Johann Marbach het lutheranisme. Hubert was het daar niet mee eens, hij werd in 1562 uit het "Kirchenkonvent" gezet en in 1563 ontslagen uit St. Thomas. Daarna werkte hij als freelance predikant. Na Bucers dood in 1551 was Hubert van plan om Bucers werken te publiceren die in prenten en manuscripten bewaard waren gebleven. Hij kreeg tegenstand en trok zich steeds meer terug uit het kerkelijk leven. In 1556 leek hij dicht bij het publiceren van de werken te komen met de hulp van Johannes Sturm bij Oporinus in Bazel. Echter, alleen het eerste deel werd gepubliceerd, getiteld "Martini Buceri scripta Anglicana fere omnia" in 1577. Hubert redigeerde de Straatsburgse hymnenbundels van 1560 en 1572. Hij stierf in Straatsburg. Hij wordt herinnerd om zijn hymnen. Hij schreef de hymne "Allein zu dir, Herr Jesu Christ", gepubliceerd in 1540, gebruikt door Johann Sebastian Bach als basis voor zijn koraalcantate Allein zu dir, Herr Jesu Christ, BWV 33, in 1724. Huberts hymne "O Gott, du höchster Gnadenhort" is onderdeel van de hymnenbundel van de Evangelische Kerk in Duitsland.




 

zaterdag 25 januari 2025

BWV 260 Allein Gott in der Höh sei Ehr


BWV 260 Allein Gott in der Höh sei Ehr (in G groot)

Jaar van deze compositie uiterlijk 1725.

Allein Gott in der Höh' sei Ehr'
Und Dank für seine Gnade,
Darum daß nun und nimmermehr
Uns rühren kann kein Schade.
Ein Wohlgefall'n Gott an uns hat,
Nun ist groß' Fried' ohn' Unterlaß,
All' Fehd' hat nun ein Ende.

Allein Gott in der Höh sei Her, BWV 260 Ton Koopman · Amsterdam Baroque Choir

Allein Gott in der Höh' sei Ehr', BWV 260 · Chamber Choir of Europe & Nicol Matt

Tekst: Nikolaus Decius (1523) Melodie: naar gregoriaans

Nikolaus Decius, andere naamvormen Nikolaus Tech, Tecius, Degius, Deeg, Teach, Hovesch, een curie (* rond 1485 in Hof (Saale); † na 1546) was een Duitse monnik, predikant, cantor, hymneschrijver en Pruisisch hervormer.
Decius bezocht de Latijnse school van de Franciscanen in zijn geboortestad en schreef zich in 1501 in aan de Universiteit van Leipzig. Nadat hij in 1506 zijn Baccalaureus artium had behaald, werd hij benedictijner monnik. Vanaf 1515 werkte hij als predikant in het klooster in Braunschweig en van 1519 tot 1522 als predikant in het Augustijnenklooster Steterburg in Salzgitter. Vervolgens werd hij stadsschoolmeester in Hannover en keerde hij korte tijd terug naar Braunschweig om daar les te geven aan de Ägidienschule. Tijdens zijn periode als predikant schreef hij een stichtelijk boek in het Nederduits en liturgische Nederduitse gezangen.
In het wintersemester van 1523/24 ging hij naar Wittenberg om theologie te studeren onder Maarten Luther, door wiens ideeën hij werd beïnvloed. Op advies van Luther volgde hij de roeping van hertog Bogislaw van Pommeren om als predikant naar Stettin te komen. Hier hielp hij Paul vom Rode bij het invoeren van de Reformatie tot 1527.
Vervolgens vertrok hij naar Oost-Pruisen. Hij werd diaken in Liebstadt en vervolgens leraar aan de Latijnse school in Bartenstein. In 1534 werd hij diaken in Mühlhausen in Oost-Pruisen en zorgde hij voor ontheemde Nederlandse vluchtelingen die zich daar vestigden vanwege hun gereformeerde geloof; Hijzelf werd beïnvloed door het gereformeerde gedachtegoed.[1] In 1540 werd hij door Albrecht I van Brandenburg-Ansbach naar Koningsbergen gehaald als hofprediker en assistent-cantor. In 1543 keerde hij als predikant terug naar Mühlhausen. In 1546 verliet hij de plaats en daarna is zijn spoor verdwenen.
Opvallend is dat Luther Decius na zijn vertrek uit Wittenberg niet meer vermeldt en dat de liederen van Decius in Luthers gedrukte verzamelingen ontbreken. De neiging van Decius tot het Zwinglianisme wordt als een mogelijke reden gezien.
Tot zijn nalatenschap behoren kerkliederen die nog steeds in het protestantse gezangboek te vinden zijn. Ze behoren tot de eerste creaties van de opkomende protestantse kerk en waren bedoeld om de Latijnse liturgische elementen van het Gloria, Sanctus en Agnus Dei van de Romeinse mis te vervangen. Ook vandaag de dag zijn “Ere zij God in den hoge” en “O Lam Gods, onschuldig geslacht aan de stam van het kruis” niet alleen gebruikelijk in protestantse kerkdiensten. Het koraal “O Lamm Gottes unschuldig …” is in een herziene vorm te vinden in het openingsdubbelkoor van de Matthäus-Passion van J. S. Bach.
De liederen van zijn hand  behoren tot de oudste liederen van de reformatie.


 

vrijdag 24 januari 2025

BWV 259 Ach, was soll ich Sünder machen

 

BWV 259 Ach, was soll ich Sünder machen (in e klein)

Jaar van deze compositie uiterlijk 1725.

J.S. Bach: Ach, was soll ich Sünder machen, BWV 259 Augsburger Domsingknaben · Claudia Waßner · Reinhard Kammler

Ach, was soll ich Sünder machen, BWV 259 Chamber Choir of Europe & Nicol Matt

Ach, was soll ich Sünder machen?
Ach was soll ich fangen an,
mein Gewissen klagt mich an,
es beginnet aufzuwachen:
dies ist meine Zuversicht,
meinen Jesum laß ich nicht.

Tekst: Johannes Flittner (1661) Melodie: Enoch Gläser (1653)

Johann Flittner, ook Flitner, Flietner, gelatiniseerd Iohannes Flitnerus, (* 1 november 1618 in Suhl; † 7 januari 1678 in Stralsund) was een Duitse evangelisch-lutherse geestelijke, liederenschrijver en componist. Flittners vader was eigenaar van een ijzerertsmijn en handelde in wijn, ijzer en wapens. Tot 1633 bezocht Johann Flittner de stadsschool in Suhl en daarna het gymnasium in Schleusingen. In 1637 begon hij theologie te studeren aan de Universiteit van Wittenberg. In 1640 verhuisde hij naar de Universiteit van Jena en later naar de Universiteit van Leipzig. In 1643 kwam hij naar de Universiteit van Rostock. Daar volgde hij lezingen van Johann Quistorp de Oudere. Tijdens een reis door Pommeren hoorde hij in Tribsees over de vacante positie van cantor in Grimmen, waarop hij met succes solliciteerde. Met Pasen 1644 werd hij cantor en gaf af en toe preken. In 1646 werd hij diaken van de stadskerk van Grimmen en bleef dit tot het einde van zijn leven. Slechts een maand na zijn aantreden trouwde hij met de weduwe van zijn voorganger. Hoewel de functie van predikant tijdens zijn ambtsperiode meerdere malen vacant was, werd deze hem nooit toegekend. Hij had geen goede relatie met de stadspastoors die door de Senaat van de Universiteit van Greifswald, die het patronaat van de kerk genoot, voor zijn ambt waren benoemd. 
Tijdens de Tweede Noordse Oorlog vluchtte hij naar Stralsund. In ballingschap schreef hij in 1659 de “Hemelse lusttuin”, een verzameling gebeden en hymnen, die hij in 1661 in Greifswald liet drukken. Het vijfde deel, Suscitabulum musicum (Muzikale wekker), bevat elf liederen die hij zelf schreef en waarvan hij de meeste zelf op muziek zette. Negen ervan zijn opgenomen in het Neurenbergse gezangboek van 1677. Johann Sebastian Bach creëerde verschillende delen gebaseerd op Flittners koraalstrofen (BWV 259, BWV 361, BWV 473). In de 19e eeuw waren er in Pommeren nog vier in gebruik.
Tijdens de Zweeds-Brandenburgse Oorlog vluchtte hij opnieuw naar Stralsund. Hij stierf daar nadat hij lange tijd aan witte dysenterie had geleden. Zijn lichaam werd overgebracht naar Grimmen en daar begraven voor het altaar in de Mariakerk. Hij moet niet worden verward met de dichter Johann Flitner, die in 1620 een Latijnse vertaling van Thomas Murners Schelmenzunft (Nebulo nebulonum) publiceerde en als proeflezer werkte bij Merians uitgeverij in Frankfurt am Main.

Enoch Gläser (* 2 maart 1628 in Landeshut, Silezië; † 12 september 1668 in Helmstedt) was een Duitse advocaat en pastoraal dichter uit de barokperiode. Gläser werd geboren als zoon van de koopman Caspar Gläser en zijn vrouw Rosina Keil. Hij volgde onderwijs aan het Maria-Magdalena-Gymnasium in Breslau en ging in 1646 rechten studeren aan de Universiteit van Wittenberg. Hij leerde onder andere de dichter August Buchner waarderen, in wiens kringen hij zich bewoog en die daarom ook wel Amicus Buchnerianus werd genoemd. In 1649 zette hij zijn studie voort aan de Universiteit van Helmstedt. Hier vond hij onderdak in het huis van Heinrich Julius Scheurl en al snel trok hij de aandacht met zijn dichterlijke talent. Hierdoor werd hij in 1650 gekroond tot Poeta Laureatus.
Enoch Gläser
Aanvankelijk kon hij echter geen werk vinden en werd hij gedwongen om als leraar zijn brood te verdienen. Onderweg bezocht hij onder meer Altdorf, Tübingen, Regensburg, Speyer en Basel. Na zijn terugkeer naar Helmstedt begon hij in 1656 privécolleges te geven, werd in 1658 buitengewoon hoogleraar rechtsgeleerdheid in Helmstedt, promoveerde in 1659 tot doctor in de rechten, aanvaardde in 1661 een hoogleraarschap en werd vervolgens hoogleraar van de Pandecten. Uit deze late periode dateren talrijke juridische geschriften, maar zijn faam berust vooral op de pastorale gedichten uit zijn vroege jaren. Uit zijn huwelijk in 1659 met Anna Susanna, de dochter van de hoogleraar Pandecten Balthasar Rinck en Magaretha Stuhe, en de geadopteerde dochter van de hoogleraar instellingen Heinrich Binnius uit Helmstedt, kwamen drie dochters voort. Hij stierf aan lichamelijke aftakeling en werd op 27 september begraven in de St. Stephen's Church.




donderdag 23 januari 2025

BWV 258 Wo Gott der Herr nicht bei uns hält

 

BWV 258 Wo Gott der Herr nicht bei uns hält ( in b klein)

Jaar van deze compositie uiterlijk 1725. Gebaseerd op Psalm 124: 7 en 8.

Wo Gott der Herr nicht bei uns hält,
wenn unsre Feinde toben,
und er unser Sach nicht zufällt
im Himmel hoch dort oben,
wo er Israel Schutz nicht ist
und selber bricht 
der Feinde List,
so ists mit uns verloren.

Tekst is tevens openingskoor van cantate BWV 178 "Wo Gott der Herr nicht bei uns hält".

Tekst: Justus Jonas (1524) Melodie: Wittenberg 1524

Beeld van Justus Jonas in de 
Slotkerk van Wittenberg.

Justus Jonas, de Oudere (5 juni 1493 - 9 oktober 1555), of kortweg Justus Jonas, was een Duitse lutherse theoloog en hervormer. Hij was een jurist, professor en hymneschrijver. Hij is vooral bekend om zijn vertalingen van de geschriften van Maarten Luther en Philipp Melanchthon. Hij vergezelde Maarten Luther in zijn laatste momenten. Jonas werd geboren in Nordhausen in het huidige Thüringen, waar hij de zoon was van de burgermeester. Zijn geboortenaam was Jodokus (Jobst) Koch, die hij veranderde volgens de gangbare gewoonte van Duitse geleerden in de zestiende eeuw, toen hij aan de Universiteit van Erfurt studeerde. Hij ging in 1506 naar die universiteit, studeerde rechten en geesteswetenschappen en werd Master of Arts in 1510. In 1511 ging hij naar de Universiteit van Wittenberg, waar hij zijn bachelordiploma rechten behaalde. Hij keerde in 1514 of 1515 terug naar Erfurt in Thüringen en werd tot priester gewijd. In 1518 werd hij benoemd tot kanunnik van de St. Severuskerk (Severikirche) in Erfurt, een collegiale kerk. In 1519 werd hij rector van de universiteit van Erfurt. In 1521 werd hij benoemd tot Probst van de Allerheiligenkerk (Schlosskirche) in Wittenberg en hoogleraar kerkrecht aan de universiteit van Wittenberg. Van 1541 tot 1546 was hij superintendent en hoofdpastoor in Halle. Zijn grote bewondering voor Erasmus leidde hem eerst naar Griekse, Hebreeuwse en Bijbelse studies, en zijn verkiezing in mei 1519 tot rector van de universiteit werd beschouwd als een triomf voor de aanhangers van de Nieuwe Leer. Het was echter pas na het Leipzigse dispuut met Johann Eck dat Maarten Luther zijn loyaliteit won. Hij vergezelde Luther naar de Rijksdag van Worms in 1521 en werd daar benoemd tot hoogleraar canoniek recht in Wittenberg. Tijdens Luthers verblijf in de Wartburg was Jonas een van de meest actieve hervormers van Wittenberg. Hij wijdde zich aan preken en polemieken en hielp de Reformatie met zijn gave als vertaler, waarbij hij de werken van Luther en Melanchthon naar het Duits of Latijn vertaalde, en zo een soort dubbelganger van beide werd. Jonas hielp Luther ook met zijn vertaling van de Bijbel in het Duits. Een van de acht hymnen in het eerste Lutherse hymneboek wordt aan hem toegeschreven, In Jesu Namen wir heben an (In de naam van Jezus beginnen we), dat in 1524 verscheen met vier hymnen van Maarten Luther en drie van Paulus Speratus. Zijn hymne Wo Gott der Herr nicht bei uns hält, een parafrase van Psalm 124, werd in 1524 gepubliceerd in het Enchiridion van Erfurt. Het werd door verschillende componisten gebruikt als basis voor orgel- en koormuziek, waaronder Bachs koraalcantate BWV 178. Jonas was de volgende twintig jaar druk bezig met conferenties (waaronder een prominente rol in de Reformatieconferenties in Marburg (1529) en Augsburg (1530)) en bezoeken, en met diplomatiek werk met de vorsten.[4] In de herfst van 1531 publiceerde Jonas een Duitse vertaling van de Apologie van de Augsburgse Confessie en in 1541 begon hij een succesvolle predikingskruistocht in Halle, waar hij in 1542 of 1544 toezichthouder werd van de kerken en priester in de Marktkirche Unser Lieben Frauen in de stad Halle, Saksen-Anhalt. Maarten Luther werd ernstig ziek en bezocht zijn vriend tijdens Kerstmis in 1545. Jonas was aanwezig bij Luthers sterfbed in Eisleben en hield de begrafenispreek; in een processie werd Luthers lichaam naar Halle gebracht en begraven in Wittenberg. In hetzelfde jaar werd Jonas door Maurits, hertog van Saksen, uit het hertogdom verbannen. Vanaf die tijd tot aan zijn dood kon Jonas geen bevredigend leven leiden. Hij zwierf van plaats tot plaats om te prediken en ging uiteindelijk naar Eisfeld, Thüringen (1553), waar hij stierf op 62-jarige leeftijd.








woensdag 22 januari 2025

BWV 257 Wär Gott nicht mit uns diese Zeit

 

BWV 257 Wär Gott nicht mit uns diese Zeit (in a klein)

Naar Psalm 124.  Jaar van Compositie 1725 of eerder.



J.S. Bach: Wär Gott nicht mit uns diese Zeit, BWV 257 Ophira Zakai · Vocalconsort Berlin · Daniel Reuss · Elina Albach

War Gott nicht mit uns diese Zeit, BWV 257 · Stuttgart Gachinger Kantorei Helmuth Rilling


Wär Gott nicht mit uns diese Zeit,
So soll Israel sagen,
Wär Gott nicht mit uns diese Zeit,
Wir hätten mußt verzagen,
Die so ein armes Häuflein sind,
Veracht von so viel Menschenkind,
Die an uns setzen alle.

Tekst: Martin Luther (1524) Melodie: Wo Gott der Herr nicht bei uns hält, Wittenberg 1529 
Wär Gott nicht mit uns diese Zeit is een lied gebaseerd op Psalm 124, geschreven door Martin Luther. Het lied heeft drie strofen van elk zeven regels. Het werd voor het eerst gedrukt in 1524 in Johann Walter's Eyn geystlich Gesangk Buchleyn met dezelfde dorische melodie als gebruikt voor het lied Wo Gott der Herr nicht bei uns hält, een bewerking van dezelfde psalm 124 door Justus Jonas in acht strofen. In 1537 werd het lied opnieuw gedrukt en voorzien van een andere melodie door Johann Walter. Deze melodie werd de standaardmelodie voor dit lied in latere publicaties.

Maarten Luther (Duits: Martin Luther) (Eisleben, 10 november 1483 – aldaar, 18 februari 1546) was een Duits protestantse theoloog en reformator. Begonnen als augustijner monnik (1506) die het sacrament van de priesterwijding ontvangen had (1507), ontwikkelde hij zich na zijn benoeming in 1508 tot hoogleraar in de moraaltheologie aan de Universiteit van Wittenberg tot dé leidende persoonlijkheid van de Reformatie in het Duitse Rijk. De publicatie van zijn academische stellingen tegen de handel in aflaten op 31 oktober 1517 is het symbolische begin van het protestantisme. In 1521 werd Luther geëxcommuniceerd door paus Leo X. Luthers naam wordt dikwijls in één adem genoemd met de reformatoren Huldrych Zwingli en Johannes Calvijn. Vanaf 1523 begon Luther met het schrijven van liederen.

Martin Luther


dinsdag 21 januari 2025

BWV 256 Ach, lieben Christen, seid getrost

BWV 256 Ach, lieben Christen, seid getrost (in a klein)

Jaar van Compositie 1725 of eerder.




Ach, lieben Christen, seid getrost,
wie tut ihr so verzagen!
Weil uns der Herr heimsuchen tut,
laßt uns von Herzen sagen:
Die Straf wir wohl verdienet han,
solchs muß bekennen jedermann,
niemand darf sich ausschließen.

Tekst: Johann Gigas (1561) Melodie: Wittenberg 1524
Johannes Gigas (hymneschrijver)Geboren: 22 februari 1514 - Nordhausen, Thüringen, Duitsland Overleden: 12 juli 1581 - Świdnica (Schweidnitz), Silezië, Duitsland.
Johannes Gigas [Heune, Hüne] was een Duitse evangelistische theoloog, dichter van kerkhymnen, humanist en hervormer.
Johannes Gigas volgde de school in zijn geboortestad en later in Magdeburg. Al snel volgde hij de oudere Justus Jonas. Na studies in Wittenberg en Leipzig werd hij in 1541 rector van het Gymnasium (Latijnse school) in Joachimsthal (Bohemen). Kort daarna verhuisde hij echter naar Marienberg en in 1543 naar de Fürstenschule (prinsenschool) in Pforta. Als humanist schreef hij Methodus scribendi carmina en schreef Epigramme en andere artikelen. Na 1545, moe van de schooldienst, ging hij in de kerkdienst werken. Hij ging naar Noord-Sleesië en werkte vanaf 1546 27 jaar lang als minister in Freystadt, en sinds 1577 (of 1573) in Schweidnitz. Daar publiceerde hij Katechismuspredigten, die veel werd gebruikt, en ook heilige hymnen.
Johannes Gigas staat bekend om zijn hymnen (liederen): Ich armer Mensch doch gar nichts bin, Gotts Sohn ist mein Gewinn (1564), ), een bewerking van het gedicht van Philipp Melanchthon Nil sum, nulla miser novi solatia (1555); Ach lieben Christen, seid getrost, wie tut ihr so ​​verzagen? (1562) en "Ach wie elend ist unsre Zeit allhier auf dieser Erden!" (1566)

Johannes Gigas






 

maandag 20 januari 2025

BWV 255 Ach Gott und Herr


BWV 255 Ach Gott und Herr (in C groot)

Ook dit koraal is voor willekeurig gebruik, dus er ligt geen gebeurtenis aan ten grondslag. Jaar van Compositie 1725.


J.S. Bach: Ach Gott und Herr, BWV 255 · Augsburger Domsingknaben · Reinhard Kammler

J.S. Bach Ach Gott und Herr, BWV 255 Chamber Choir of Europe Nicol Matt


Ach Gott und Herr,
wie groß und schwer
sind mein' begangne Sünden!
Da ist Niemand,
der helfen kann,
in dieser Welt zu finden

Librettist Martin Rutilius (1550–1618) Melodie: Leipzig 1625

Martin Rutilus (Rüdel) (hymneschrijver) Geboren: 1551 - Düben, Saksen-Anhalt, Duitsland Overleden: 18 januari 1618 in Weimar
Rutilius, Martin, zoon van Gregorius Rüdel of Rutilius (die in 1548 diaconus was in Salza, nabij Magdeburg, en in 1551 predikant werd in Düben aan de Mülde, in Saksen), werd geboren op 21 januari 1550. Na zijn studie aan de universiteiten van Wittenberg en Jena werd hij in 1575 benoemd tot predikant in Teutleben, nabij Gotha. In 1586 werd hij predikant in Weimar, waar hij in 1618 overleed.
Johann Sebastian Bach gebruikte zijn hymne Ach Gott und Herr voor zijn cantate BWV 48 en zijn koraal BWV 255.


zondag 19 januari 2025

BWV 254 Ach Gott, erhör' mein Seufzen und Wehklagen


BWV 254  Ach Gott, erhör' mein Seufzen und Wehklagen (in d klein)

Ook dit koraal werd gebruikt bij diverse gelegenheden. Ach Gott Erhor' Mein Seufzen BWV 254. Jaar van Compositie 1725 




Ach Gott, erhör' mein Seufzen und Wehklagen,
lass mich in meiner Not nicht gar verzagen,
du weißt mein' Schmerz, erkennst mein Herz,
hast du mir's auferlegt,
so hilf mir's tragen!
Librettist Jakob Peter Schechs (1607–1659) Melodie: Johann Crüger 1662

Jakob Peter Schechs (hymneschrijver) Geboren: 30 april 1607 - Poppenreuth, Franken, Duitsland Overleden: 16 juli 1659 - Wöhrd, nabij Nürnberg (Neurenberg), Beieren, Duitsland 
De Duitse predikant en hymneschrijver, Jakob Peter Schechs, werd geboren in Poppenreuth, Franken als zoon van de plaatselijke predikant. Hij verloor zijn ouders vroeg, maar kreeg van welwillende beschermheren de middelen om te studeren aan de hogescholen in Rothenburg a.T. en Neurenberg en in 1629 om naar de Universität Altdorf te gaan. In 1633 werd hij predikant in Altenthann; in 1634 diaken aan de Liebfrauenkirche in Neurenberg; in 1637 diaken aan de Lorenzer Kirche; en in 1649 predikant in de Neurenbergse voorstad Wöhrd. Maar op 16 juli 1659 maakte een ernstige ziekte een einde aan zijn leven. In 1648 schreef hij het wijdverspreide kruis- en troostlied "Ach Gott, erhör' mein Seufzen und Wehklagen".


    Johann Cruger
          
Johann Crüger (Groß Breesen bij Guben, 9 april 1598 - Berlijn, 23 februari 1662) was een Duits componist, organist en muziektheoreticus. Crüger werd organist, later cantor, aan de Nicolaikerk in Berlijn. Hij schreef melodieën op teksten van Paul Gerhardt en anderen en behoort daarmee tot de belangrijkste componisten van de lutherse liturgie uit de 17e eeuw. Zijn werk Newes vollkömmliches Gesangbuch Augspurgischer Confession beleefde meer dan 40 drukken. Hij schreef de muziektheoretische leerboeken Synopsis Musica (1654) en Musicae Practicae Praecepta brevia, & exercitia pro Tyronibus varia (1660).

 

zaterdag 18 januari 2025

BWV 253 Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ

BWV 253 Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ (in A major)

Na de koralen ter ere van een huwelijk, nu de volgende, BWV 253. Deze en de volgende koralen zijn geschreven voor 'willekeurige gelegenheden' (per ogni tempore) en konden dus bij diverse gelegenheden worden ingezet of uitgevoerd. Jaar van Compositie 1725 of eerder




Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ,
Weil es nun Abend worden ist;
Dein göttlich Wort, das helle Licht,
Lass ja bei uns auslöschen nicht!

Librettist: Nikolaus Selnecker (1530–1592) Melodie: Danket dem Herrn, heut und allzeit, Leipzig (1589)

Nikolaus Selnecker (ook: Sellenecker, Nicolaus Selneccer; * 6 december 1530 in Hersbruck; † 24 mei 1592 in Leipzig) was een Duitse protestantse theoloog, hervormer, liedschrijver en componist. Nikolaus Selnecker, zoon van stadsgriffier en notaris Georg Schellenecker en Dorothea (geboren Peer), groeide vanaf 1534 op in Neurenberg. Al op jonge leeftijd wijdde hij zich aan de muziek en in 1542 werd hij organist aan de Slotkapel van Neurenberg. Op 29 april 1550 begon hij met studeren aan de Universiteit van Wittenberg. De vriendschap van zijn vader met Philipp Melanchthon maakte het huis van de preceptor voor hem toegankelijk. Onder zijn invloed behaalde hij op 31 juli 1554 de academische graad van Meester in de Vrije Kunsten. Op 1 mei 1555 werd hij toegelaten tot de faculteit filosofen en in de zomer van 1556 werd hij er decaan. Hij twijfelde nooit aan Melanchthons overeenkomst met Maarten Luther. In 1557 werd hij door Melanchthon aanbevolen als derde hofprediker in Dresden. Vervolgens werd hij door keurvorst August daarheen geroepen en op 1 februari 1558 in Wittenberg tot priester gewijd. Op 4 april 1559 nam hij ook de leiding van de hofkapel over en op 14 februari 1560 werd hij tevens leraar van keurvorst prins Alexander. In 1558 trouwde hij met de dochter van de opzichter Daniel Greser, onder wiens invloed hij kwam. Nadat hij in augustus 1564 de keurvorst had berispt voor diens jachtdrift, kon hij alleen een eervol afscheid nemen door zijn ambt neer te leggen. In maart 1565 ging Selnecker als hoogleraar theologie naar Jena, maar na slechts twee jaar moest hij plaatsmaken voor de Gnesiolutheranen. In 1568 werd hij door keurvorst August benoemd tot hoogleraar theologie aan de Universiteit van Leipzig. Op 10 mei 1570 promoveerde hij in Wittenberg. Vervolgens nam hij het ambt van algemeen toezichthouder in Braunschweig-Wolfenbüttel over, maar hij had daar moeite met Martin Chemnitz en Jacob Andreae. Gedurende deze voor hem ongelukkige periode verbleef hij al snel in Gandersheim en in 1572 in Oldenburg, waar hij een belangrijke rol speelde bij de oprichting van de Hogeschool, de voorloper van de Universiteit van Helmstedt. In 1573 schreef hij samen met Hermann Hamelmann de Oldenburgse Kerkorde. Rond de jaarwisseling van 1573/74 keerde hij terug naar Leipzig om daar professor te worden. In 1576 werd hij bovendien pastoor aan de Thomaskirche en superintendent, en kanunnik aan de Dom van Meissen. Hij was inmiddels een fel tegenstander van de Filippisten en nam deel aan de onderhandelingen over de Eendrachtsformule. Na de dood van keurvorst Augustus werd hij onder de calvinistische keurvorst Christiaan I van Saksen in 1589 afgezet en verdreven. Hij woonde in Magdeburg totdat hij in oktober 1590 toezichthouder van Hildesheim werd. Toen er in 1591 in Saksen opnieuw een regeringswisseling plaatsvond en de kerkelijke situatie veranderde, keerde hij terug naar Leipzig. Kort daarna stierf hij en werd hij koninklijk begraven in de St. Thomaskerk, waar zijn grafsteen nog steeds staat. Selnecker liet 170 geschriften na, waaronder de Historia Lutheri (1575) en de Geschiedenis van de Augsburgse Confessie (1584). Ook was hij betrokken bij het opstellen van het Boek van Eendracht. Hij schreef ook 120 liederen, waarvan sommige nog steeds in de Evangelical Hymnal (EG) en de Evangelical Lutheran Church Hymnal te vinden zijn.

 





vrijdag 17 januari 2025

BWV 252 Nun danket alle Gott

 

BWV 252 Nun danket alle Gott ( in G major)

Het laatste huwelijkskoraal van de drie. Eerste uitvoering waarschijn 1734 (misschien ook eerder). 





Nun danket alle Gott
mit Herzen, Mund und Händen,
der große Dinge tut
an uns und allen Enden,
der uns von Mutterleib
und Kindesbeinen an
unzählig vieTekst:l zugut
und noch jetzund getan.

Librettist: Martin Rinckart (1586–1649) Melodie: Johann Crüger (1647)

donderdag 16 januari 2025

BWV 251 Sei Lob und Ehr dem höchsten Gut

BWV 251 Sei Lob und Ehr dem höchsten Gut (in G major)

Ook dit koraal werd geschreven ter gelegenheid van een huwelijk. Tekst van het lied is waarschijnlijk van Johann Jacob Schütz (1640–1690) en de melodie is van een ander bestaand lied, namelijk 'Es ist das Heil uns kommen her, Neurenberg 1523'. Voor het eerst uitgevoerd waarschijnlijk 1734, wellicht ook eerder.






Sei Lob und Ehr dem höchsten Gut,
Dem Vater aller Güte,
Dem Gott, der alle Wunder tut,
Dem Gott, der mein Gemüte
Mit seinem reichen Trost erfüllt,
Dem Gott, der allen Jammer stillt.
Gebt unserm Gott die Ehre!

Es ist das Heil uns kommen her is een van de oudste lutherse hymnen, die tot de kern van de reformatieliederen behoort. De tekst werd in 1523 door Paul Speratus geschreven. De verklaring dat het lied tijdens Speratus' gevangenschap in Iglau werd geschreven, wordt beschouwd door modern onderzoek naar het rijk der legenden verwezen. Waarschijnlijk schreef hij de tekst pas na zijn ontmoeting met Maarten Luther in Wittenberg. De oudste bewezen bron is het acht gezangenboek dat rond de jaarwisseling van 1523/1524 werd gepubliceerd. Omdat het hier gaat om een ​​compilatie van afzonderlijke prenten die eerder als pamfletten waren uitgegeven, kan worden aangenomen dat dit lied ook voor het eerst in druk verscheen in 1523, waarschijnlijk samen met Luthers Nun fröhlich euch, lieben Christen g'mein, wat overeenkomt met het lied in zijn strofestructuur van zeven regels. Het werd ook gepubliceerd in het Enchiridion van Erfurt in 1524.

woensdag 15 januari 2025

BWV 250 Was Gott tut, das ist wohlgetan,


BWV 250 Was Gott tut, das ist wohlgetan (in G major)

Met de beperking van nu in gedachten (alles is interpretatie) richten we ons nu eerst op Bach's koralen. Vaak gaat het zowel bij luisteraars als ook bij oratoria om de passies of cantaten die door Bach werden gemaakt. De vierstemmige koralen bieden ook geweldig veel en ook hier komt de virtuoze componist naar voren.

Compositie is van 1734, het jaar waar het voor het eerst is uitgevoerd. 

Verwacht niet een uitgebreid verslag of uitleg bij de koralen. Wel probeer ik, voor zover Internet de mogelijkheid biedt, meerdere versies van een koraal te plaatsen. De eerste is een koraal ter gelegenheid van een huwelijk. De tekst van het lied is geschreven door librettist Samuel Rodigast (1649–1708) en de melodie is van Severus Gastorius.


BWV 250 Was Gott tut, das ist wohlgetan Stuttgart Gachinger Kantorei

J.S. Bach - BWV 250 'Was Gott tut, das ist wohlgetan' Amsterdam Baroque Orchestra & Choir - Ton Koopman


Was Gott tut, das ist wohlgetan,
es bleibt gerecht sein Wille;
wie er fängt meine Sachen an,
will ich ihm halten stille.
Er ist mein Gott, der in der Not,
mich wohl weiß zu erhalten;
drum lass ich ihn nur walten.


Samuel Rodigast (Schlöben, 19 oktober 1649 - Berlijn, 29 maart 1708) was een Duitse dichter, die vooral bekend is geworden als tekstschrijver van het koraal Was Gott tut, das ist wohlgetan. Dit koraal is door sommige Barokcomponisten, waaronder Johann Pachelbel en Johann Sebastian Bach verwerkt in enkele van hun composities. Rodigast werd geboren als zoon van een Lutherse predikant. Hij studeerde aan de Universiteit van Jena, waar hij na zijn afstuderen in 1671 in dienst trad. In 1680 vertrok hij naar Berlijn, om conrector te worden. Ondanks aanbiedingen om in andere steden te kunnen werken, bleef hij tot zijn dood in Berlijn wonen.Verder werd in de cantates Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen (BWV 12) en Nimm, was dein ist, und gehe hin (BWV 144) een couplet van dit koraal gebruikt.

Was Gott tut, das ist wohlgetan is een Duitstalig koraal bestaande uit zes coupletten. De tekst werd in 1674 gedicht door de verder onbekend gebleven Samuel Rodigast, die werkte aan filosofische faculteit van de universiteit van Jena. De tekst werd op muziek gezet door diens vriend Severus Gastorius, die als cantor aan dezelfde universiteit was verbonden. Was Gott tut, das ist wohlgetan is een van de meest door Bach bewerkte koralen. Zo zijn er drie cantates bewaard gebleven die Bach gecomponeerd heeft op basis van dit koraal, namelijk

  • Was Gott tut, das ist wohlgetan (BWV 98) (1726)
  • Was Gott tut, das ist wohlgetan (BWV 99) (1724)
  • Was Gott tut, das ist wohlgetan (BWV 100) (1734)

BWV 404 ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’

BWV 404  ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ (in A mineur) Tekst :                        Vs 1 Friedrich Spee (1628),                              ...