Naast dit werk, blijkbaar zijn laatste wereldlijke cantate, waren Bachs enige vocale composities uit de jaren 1740 geïsoleerde geestelijke werken (waaronder Cantates BWV 118, BWV 195, BWV 197 en BWV 200), sommige nieuw, sommige herwerkt.
Er is daarentegen bewijs dat hij talloze uitvoeringen gaf van werken van andere componisten, sommige nieuw gearrangeerd of herzien. Deze omvatten een Duitse parodie op G.B. Pergolesi's Stabat mater (Tilge, Höchster, meine Sünden BWV 1083, c1745-1747, zie link op mijn publicatie op 31-12-2024), een Latijnse parodie naar het Sanctus en 'Osanna' uit J.K. Kerll's Missa superba (Sanctus in D BWV 241, c1747-1748), G.F. Händels Brockes Passion, HWV 48 (c1746-1747 en 1748-1749) en een pasticcio Passion naar C.H. Graun (met ingevoegde delen BWV 1088 en Motet Der Gerechte kömmt um’ bcC 8).
Bach herhaalde ook vaak zijn eigen eerdere geestelijke werken. Er is geen bewijs om een compleet beeld te vormen, maar ze omvatten herziene versies van de Matthäus Passion (BWV 244) en de Johannes Passion (BWV 245); de laatste werd voor het laatst uitgevoerd tijdens Bachs leven op Goede Vrijdag 1749.
De enige nieuwe vocale compositie van enige omvang was het Credo en de daaropvolgende delen van de Mis, die, toegevoegd aan de Missa van 1733 (BWV 232I), de Mis in b-klein (BWV 232) opleverden – een voortzetting van Bachs preoccupatie met Latijnse figuratieve muziek in de late jaren 1730. Er is tot nu toe geen specifieke reden voor de compositie van de Mis in b-klein (BWV 232) aan het licht gekomen, en geen bewijs van een geplande of daadwerkelijke uitvoering. Een van de meest plausibele hypothesen is dat de compositie van het werk (dat wordt beschreven in C.P.E. Bachs Nachlassas ‘de grote katholieke mis’) verband hield met de wijding van de katholieke Hofkirche in Dresden, gepland voor eind jaren 1740 en vervolgens uitgesteld (de bouw begon in 1739). Het enige dat zeker is, is dat de uitbreiding van de Missa uit 1733 met de toevoeging van een Credo, een Sanctus (1724) en de delen van ‘Osanna’ tot ‘Dona nobis pacem’ en de samensmelting van de verschillende delen om een uniforme partituur te creëren, plaatsvond in de laatste jaren van Bachs leven – preciezer gezegd, tussen augustus 1748 en oktober 1749.(Zie eerdere publicatie op 27 en 29 december 2014).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten