Jaar van deze compositie uiterlijk 1725.
Alle Menschen müssen sterben,
alles Fleisch vergeht wie Heu:
was da lebet, muß verderben,
soll es anders werden neu.
Dieser Leib der muß verwesen,
wenn er anders soll genesen
der so großen Herrlichkeit,
die den Frommen ist bereit.
Tekst: Johann Georg Albinus (1652) Melodie: Jakob Hintze
(1678)
Johann Georg Albinus (6 maart 1624 - 25 mei 1679) was
een Duitse protestantse predikant en hymneschrijver. Hij studeerde aan de
Universiteit van Leipzig en was rector van de Naumburgse Domschool en predikant
van de St. Othmarkerk, beide in Naumburg. Zijn hymnen zijn door verschillende
componisten op muziek gezet, bijvoorbeeld door Johann Rosenmüller die zijn
hymne "Welt, ade! Ich bin dein müde" op muziek zette voor
SSATB-stemmen (gepubliceerd in 1652), een compositie die door Johann Sebastian
Bach werd overgenomen als laatste deel van zijn cantate Wer weiß, wie nahe mir
mein Ende? BWV 27 (1726). Ook Bachs cantate Der Friede sei mit dir, BWV 158
bevat een strofe van deze hymne, op Rosenmüllers hymnemelodie.
Deze koraaltekst wordt doorgaans toegeschreven aan Johann Georg Albinus
(1624-1679) of Johann Rosenmüller (1620-1684). Het jaar waarin het voor het
eerst als tekst verschijnt is 1652. Het is altijd in verband gebracht met
begrafenissen en overlijdens. (In 1649 werd J. Rosenmüller benoemd in de
officiële functie van ‘Baccalaureus funerum’ in Leipzig.)
Een citaat uit Martin Gecks artikel over J. Rosenmüller
maakt de connectie tussen deze twee mannen duidelijk, evenals een belangrijke
connectie met J.S. Bach: “Für angesehene Leipziger Bürger komponierte er seinem
Amt gemäß Begräbnislieder; de Satz »Welt ade, ich bin dein müde« auf die Worte
des Freundes Johann Albinus hat J.S. Bach unverändert in seine Kantate Nr. 27
aufgenommen.” [“Voor gerespecteerde burgers van Leipzig componeerde hij {J.
Rosenmüller} begrafenisliederen zoals van hem werd verwacht in zijn functie. J.
Rosenmüller componeerde de {5-pt.} bewerking van “Welt ade, ich bin dein müde”
{“Dag wereld, ik ben je zat”} [Leipzig, 1649] gebaseerd op de woorden van zijn
vriend, J.G. Albinus. Later nam J.S. Bach de zetting van J. Rosenmüller
ongewijzigd over en plaatste deze in zijn cantate BWV 27 /6.”] Deze melodie en
tekst zijn echter geheel uniek, net als de 5-pt.-zetting van “Alle Menschen
müssen sterben” [Leipzig, 1652] van J. Rosenmüller, waarvan de melodie niet
verward mag worden met een andere melodie. van de Jesu, der du meine Seele
melodieën. Bron: BCW Koormelodieën gebruikt in de vocale werken van Bach, Jesu,
der du meine Seele, http://www.bach-cantatas.com/CM/Jesu-der-du-meine-Seele.htm.
Jacob Hintze (* 4 september 1622 in Bernau bij Berlijn; † 5 mei 1702 in Berlijn) was een Duitse stadsmuzikant en componist van liederen en religieuze concerten. Jacob Hintze, zoon van de stadsmuzikant Georg Hintze uit Bernau en zijn vrouw Catharina, geboren Rückers, kreeg zijn muzikale opleiding tussen 1638 en 1643 in Berlijn en Spandau. Daarna verbleef hij tijdelijk in verschillende steden in de Baltische regio. Hij ondernam kortdurende muzikale activiteiten in Berlijn, Spandau, Insterburg en Küstrin. Van 1651 tot 1659 werkte hij als stadsmuzikant in Stettin en daarna tot het einde van zijn leven in Berlijn.
Na de dood van Johann Crüger, tussen 1666 en 1698, publiceerde hij de 12e tot en met 28e editie van het gezangboek Praxis pietatis melica, waaraan hij ook zijn eigen composities toevoegde. Hij componeerde onder andere een melodie voor Paul Gerhardts Gib dich genug und sei stille (Evangelisch gezangboek nr. 371). Johann Sebastian Bach schreef verschillende koorbewerkingen van de tekst van Paul Gerhardt; maar alleen de bewerking voor Schemelli's liedbundel (BWV 460) is gebaseerd op Hintze's melodie. Kurt Fiebig creëerde in 1966 een gelijknamige cantate. Hintze's Epistolische Lieder, gebaseerd op teksten van Martin Opitz, werden meerdere malen gedrukt met de Praxis pietatis melica. In 1695/96 publiceerde Hintze ze in een aparte editie, waaraan hij ook 22 kleine symfonieën en drie geestelijke concerten toevoegde. In 1664 trouwde Jacob Hintze in Berlijn met Anna Catharina Reuschel, de dochter van de hofboekbinder Martin Reuschel. Uit het huwelijk werden drie kinderen geboren. Philipp Jacob Spener hield zijn begrafenispreek op 14 mei 1702, Cantate-zondag. Curt Sachs brengt in zijn muziekgeschiedenis van Berlijn uit 1908 een eerbetoon aan Hintze en de stadsmuzikanten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten