zondag 5 januari 2025

Leipzig (19)

 

In juni 1747 sloot Bach zich na enige aarzeling aan bij de door Lorenz Christoph Mizler opgerichte Correspondirende Societät der Musicalischen Wissenschaften. Waarschijnlijk diende hij in 1747 als ‘wetenschappelijk’ werkstuk zijn canonieke compositie over Vom Himmel hoch BWV 769 in.



Tegelijkertijd stuurde hij de leden een overdruk van de zesstemmige canon uit de basreeks van de Goldbergvariaties (BWV 988)(Leipzig (16) 2-1-2025). Hij lijkt zich echter niet meer te hebben geïnteresseerd in de gang van zaken in de vereniging, want (volgens C.P.E. Bach) vond hij de ‘droge, wiskundige onzin’ die L.C. Mizler wilde bespreken, maar niets. Naast zijn lange kennismaking met zijn leerling L.C. Mizler was Bachs meest waarschijnlijke reden om zich bij de vereniging aan te sluiten dat vooraanstaande collega’s als G.P. Telemann en Graun medeleden waren.

De beginjaren van zijn werk aan Die Kunst der Fuge (‘De Kunst van de Fuge’) (BWV 1080) lijken te dateren van rond 1740, of eerder. 


Het is onmogelijk om een exacte datum te geven, aangezien de originele compositiepartituur nu verloren is gegaan. Wat echter een eerste versie moet zijn, is bewaard gebleven in een autografisch exemplaar met 14 delen (12 fuga's en twee canons) en daterend uit ten laatste 1742. Daarna breidde Bach het werk uit en herzag het ter voorbereiding op de druk. Hijzelf hield grotendeels toezicht op het drukken en het proces was waarschijnlijk grotendeels voltooid tegen het einde van 1749 (met andere woorden, voordat zijn zoon Johann Christoph Friedrich Bach, die had geholpen de drukproeven te corrigeren, vertrok om zich in januari 1750 bij het hof in Bückeburg te voegen). Maar Bach zou het hele werk (uiteindelijk bestaande uit 14 fuga's en vier canons) niet in druk zien; zijn zonen, waarschijnlijk C.P.E. Bach in het bijzonder nam de uitgave op zich en het werk verscheen postuum in het voorjaar van 1751. Bach was er niet in geslaagd de nette kopie van het laatste deel, een viervoudige fuga, af te maken en dus eindigt de fugacyclus met een onvoltooid deel. De redacteuren besloten het effect daarvan te verzachten door aan het einde het orgelkoraal BWV 668, Vor deinen Thron tret ich hiermit, toe te voegen; de herziening hiervan was het laatste werkstuk dat Bach bezighield.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

BWV 404 ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’

BWV 404  ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ (in A mineur) Tekst :                        Vs 1 Friedrich Spee (1628),                              ...