vrijdag 13 december 2024

Köthen (3)

 


Weer naar Karlsbad.

Wilhelm Friedemann Bach was negen in 1719; de titelpagina van zijn Clavier-Büchleini's dateerde van 2 januari 1720. In mei ging Bach opnieuw met de prins naar Karlsbad. De datum van hun terugkeer lijkt niet te zijn vastgelegd; maar blijkbaar was het na 7 juli, want dat was de datum van de begrafenis van Maria Barbara Bach, en er is geen reden om te twijfelen aan het verhaal van Carl Philipp Emanuel Bach dat zijn vader terugkwam en haar dood en al begraven aantrof. Zijn vrouw was bijna 36. Haar dood kan Bach heel goed van streek hebben gemaakt en hem zelfs hebben doen denken aan terugkeer naar de dienst in de kerk; maar er was een meer praktische reden voor zijn interesse in St. Jacobi in Hamburg. De organist daar, Heinrich Friese, stierf op 12 september 1720; Bach had Hamburg in zijn jeugd gekend en moet aangetrokken zijn geweest tot het orgel, een vierklaviers Schnitger met 60 registers. Er is geen bewijs dat Bach daadwerkelijk werd uitgenodigd om te solliciteren naar de functie; maar hij kan best zelf navraag hebben gedaan.

Hoe dan ook, zijn naam was een van de acht die op 21 november 1720 in overweging werden genomen en hij was rond die tijd in Hamburg. Er werd een wedstrijd georganiseerd voor 28 november, maar Bach had vijf dagen daarvoor naar Köthen moeten vertrekken. Drie kandidaten kwamen niet opdagen en de jury was niet tevreden met de andere vier. Er werd een benadering van Bach gedaan en het comité kwam op 12 december bijeen; omdat Bachs antwoord niet was aangekomen, kwamen ze een week later opnieuw bijeen, toen ze ontdekten dat Bach had geweigerd. Misschien was hij niet in staat, of niet bereid, om 4000 mark bij te dragen aan de kerkfondsen, zoals de succesvolle kandidaat daadwerkelijk deed.

Uit de manier waarop het comité de post voor Bach openhield, zou men kunnen veronderstellen dat ze zijn recital in St. Katharinen hadden gehoord. Hoe deze uitvoering precies was geregeld, weet niemand; maar in de overlijdensadvertentie verklaarde C.P.E. Bach dat Bach speelde voor de bejaarde J.A. Reincken, de magistratuur en andere notabelen; dat hij in totaal meer dan twee uur speelde; en dat hij in verschillende stijlen bijna een half uur lang improviseerde op het koraal An Wasserflüssen Babylon, net zoals de betere Hamburgse organisten gewend waren te doen tijdens de zaterdagse vespers. Omdat een fantasie op dit koraal een van J.A. Reinckens belangrijkste werken was, lijkt dit misschien een tactloze keuze; maar de overlijdensadvertentie maakt duidelijk dat het koraal werd gekozen door ‘de aanwezigen’ en niet door Bach zelf. J.A. Reincken zou hebben gezegd: ‘Ik dacht dat deze kunst dood was, maar ik zie dat ze nog steeds in u leeft’, en Bach veel hoffelijkheid betoonde. Een latere opmerking van J. Mattheson is opgevat als een insinuatie dat Bach ook de g-kleine fuga BWV 542 speelde, maar er zijn goede redenen om daaraan te twijfelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

BWV 404 ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’

BWV 404  ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ (in A mineur) Tekst :                        Vs 1 Friedrich Spee (1628),                              ...