vrijdag 6 december 2024

Weimar (1)

 


Weimar

Toen hij zijn ontslag uit Mühlhausen aankondigde, zei Bach dat hij was benoemd tot de ‘Capelle und Kammermusik’ van de hertog van Weimar, en lang werd gedacht dat hij niet meteen organist zou worden. In feite tonen documenten uit Weimar aan dat hij op 14 juli 1708, toen zijn ‘ontvangstgeld’ werd overgemaakt, ‘de nieuw benoemde hoforganist’ werd genoemd, en dat hij bijna altijd zo werd genoemd tot maart 1714, toen hij ook Konzertmeister werd. Effler werd blijkbaar met pensioen gestuurd met een volledig salaris (130 florijnen); op 24 december 1709 ontving hij een klein geschenk als ‘een oude zieke dienaar’, en hij stierf in Jena op 4 april 1711.

Er wordt gezegd dat Bach de meeste van zijn orgelwerken in Weimar schreef, en dat de hertog plezier had in zijn spel. Zijn salaris was vanaf het begin groter dan dat van Effler (150 florijnen, plus wat toelagen); het werd verhoogd tot 200 vanaf Michaëlsdag 1711, 215 vanaf juni 1713 en 250 bij zijn promotie in 1714. Op 20 maart 1715 werd bevolen dat zijn deel van de incidentele honoraria hetzelfde zou zijn als dat van de kapelmeester. Bovendien lijkt hij behoorlijk wat vrije tijd te hebben gehad, bijvoorbeeld om de kennissenkring van Georg Philipp Telemann te onderhouden toen deze in Eisenach was (1708-1712). Samen met de violist Johann Georg Pisendel kopieerde hij een concert in G van G.P. Telemann (D-Dl), waarschijnlijk tijdens J.G. Pisendels bezoek aan Weimar in 1709.

Georg Philipp Telemann

Zes van Bachs kinderen werden geboren in Weimar: Catharina (geb. 29 december 1708; ovl. 14 januari 1774);  Wilhelm Friedemann Bach (geb. 22 november 1710); tweelingen (geb. 23 februari 1713; beiden stierven binnen een paar dagen); Carl Philipp Emanuel Bach (geb. 8 maart 1714); en Johann Gottfried Bernhard Bach (geb. 11 mei 1715). De verschillende peetouders laten zien dat Bach en zijn vrouw contact hielden met familieleden en vrienden uit Ohrdruf, Arnstadt en Mühlhausen, naast het leggen van nieuwe contacten in Weimar; het is opmerkelijk dat G.P. Telemann de peetvader was van Carl Philipp Emanuel Bach.

Op 13 maart 1709 woonden Bach, zijn vrouw en een van haar zussen (waarschijnlijk de oudste, Friedelena, die in 1729 in Leipzig stierf) bij Adam Immanuel Weldig. Het zou kunnen dat Bach samen met zijn vrouw Maria Barbara dansles heeft gehad van Adam Immanuel Weldig. In 1708 vestigde het jonge paar zich in Weimar en ze betrokken een woning aan het marktplein die in bezit was van deze Weldig. Hij woonde zelf ook in dit pand. Bach en zijn vrouw kregen hier hun eerste kinderen. Weldig werkte net als Bach voor het hoforkest van de hertog. Hij was een falsettist, een mannensopraan. Tevens was hij de baas van de pages aan het hof en gaf hij ook nog danslessen. Bach en Weldig raakten bevriend met elkaar wat tot uiting kwam in het feit dat deze zanger en dansleraar de peetvader werd van Bachs derde kind Carl Philipp Emanuel (Georg Philipp Telemann was de andere peetvader). Het kan toch haast niet anders dat Weldig het één en ander aan dansvormen aan het jonge stel heeft geleerd.
Ze bleven daar waarschijnlijk tot augustus 1713, toen Weldig zijn huis opgaf, nadat hij een soortgelijke functie in Weißenfels had gekregen. Weldig was peetvader van C.P.E. Bach; Bach (via volmacht) van een zoon van Weldig in 1714. Weldigs huis werd in 1944 verwoest; waar Bach voor en na de gegeven data woonde, is niet bekend.

Sinds 29 juli 1707 was Johann Gottfried Walther (de lexicograaf) organist van de Stadtkirche; hij was verwant aan Bach via zijn moeder, een Lämmerhirt, en de twee raakten bevriend. 

Johann Gottfried Walther

Op 27 september 1712 was Bach peetvader van Johann Gottfried Walthers zoon. Forkel vertelde een verhaal over hoe Johann Gottfried Walther Bach een poets bakte om hem te genezen van het pochen dat er niets was dat hij niet op het eerste gezicht kon lezen. Hun relatie verslechterde niet, zoals Spitta veronderstelde; in 1735 onderhandelde Bach namens Johann Gottfried Walther met de Leipzigse uitgever J.G. Krügner, en Walthers verwijzingen naar Bach in zijn brieven aan Bokemeyer suggereren geen enkele koelheid. Uit een van die brieven blijkt dat Bach Walther tijdens zijn negen jaar in Weimar zo'n 200 muziekstukken gaf, sommige van Buxtehude, andere composities van hemzelf.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten

BWV 404 ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’

BWV 404  ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ (in A mineur) Tekst :                        Vs 1 Friedrich Spee (1628),                              ...