vrijdag 9 mei 2025

BWV 363 'Jesus Christus, unser Heiland'

BWV 363  'Jesus Christus, unser Heiland' (in E mineur)

Tekst:            Martin Luther (1524)
Melodie:        Johann Walther (1524)

"Jesus Christus, unser Heiland, der von uns den Gotteszorn wandt" is een Lutherse hymne in tien strofen van Martin Luther voor de eucharistie, voor het eerst gepubliceerd in 1524 in het Enchiridion van Erfurt. Het is een van de hymnen van M. Luther die hij schreef om zijn concepten van reformatie te versterken. De modellen voor de tekst en de melodie van M. Luthers hymne bestonden in het begin van de 15e eeuw in Bohemen. De tekst van de eerdere hymne, "Jesus Christus nostra salus", gaat terug tot de late 14e eeuw. Die hymne was ingebed in een Hussitische traditie. Het model voor "Jesus Christus, unser Heiland, der von uns den Gotteszorn wandt" is een hymne uit de late 14e eeuw met betrekking tot de Eucharistie door Jan van Jenštejn, aartsbisschop van Praag. De hymne uit de 14e eeuw, qua inhoud vergelijkbaar met de Lauda Sion Salvatorem uit de 13e eeuw, bestaat in twee versies met tien strofen: de eerste acht verzen van de Latijnse versie ("Jesus Christus, nostra salus", Jezus Christus, onze redding) vormen een acrostichon op JOHANNES, terwijl een andere versie, in het Tsjechisch, ook werd verspreid door de Hussitische Eenheid van de Broeders.
M. Luther schreef hymnen om de gemeente actief te laten deelnemen aan kerkdiensten en om zijn theologische concepten te versterken. In de vastentijd van 1524 legde M. Luther zijn visie op de eucharistie uit in een reeks preken. "Jesus Christus, unser Heiland, der von uns den Gotteszorn wandt", waarschijnlijk rond dezelfde tijd geschreven, bevatte veel ideeën die hij in deze preken had ontwikkeld, waarbij hij de oudere eucharistische hymne als model nam: hij behield de metrum, het aantal strofen en de eerste regel van "Jesus Christus nostra salus", maar vormde de inhoud om zijn eigen theologie te weerspiegelen.
Martin Luther

In de tijd van M. Luther werd "Jesus Christus nostra salus" toegeschreven aan de kerkhervormer Jan Hus (een "Johannes" zoals Jenštejn). M. Luther zag Hus als een voorloper en martelaar. Vroege drukken van "Jesus Christus, unser Heiland, der von uns den Gotteszorn wandt" vielen onder de kop "Das Lied S. Johannes Hus gebessert" (Het lied van St. Johannes Hus verbeterd). M. Luther presenteerde de hymne met verschillende varianten van de melodie die al meer dan een eeuw met "Jesus Christus nostra salus" werd geassocieerd.
Het vroegste nog bestaande exemplaar van "Jesus Christus nostra salus" (tekst en melodie) is gevonden in Zuid-Bohemen, 1410. De vroegste nog bestaande drukken van M. Luthers hymne (beide edities van het Enchiridion van Erfurt en Johann Walters koorhymneboek Eyn geystlich Gesangk Buchleyn) zijn ontstaan ​​in 1524. Latere versies die door M. Luther zijn goedgekeurd (aangezien hij het voorwoord voor deze edities schreef) zijn opgenomen in het Klug'sche Gesangbuch (1529/1533) en het Babstsches Gesangbuch (1545).
Terwijl "Jesus Christus nostra salus" zich richt op de aanwezigheid van Christus in zowel brood als wijn, voegde M. Luther eraan toe dat de Eucharistie de "zekerheid van Gods genade in vergeving" betekent. Hij behandelt de Passie (in strofe 1-2, 4, 6), het geloof dat nodig is om op de juiste manier te ontvangen (3, 5), de uitnodiging, gebaseerd op de Schrift (7, 8), en de liefde van Christus (9, 10) als de "vrucht van het geloof, dat aan anderen moet worden doorgegeven".

Jesus Christus, unser Heiland,
der von uns den Gottes Zorn wandt,
durch das bitter Leiden sein
half er uns aus der Höllen Pein.

Daß wir nimmer des vergessen,
Gab er uns sein Leib zu essen,
Verborgen im Brot so klein,
Und zu trinken sein Blut im Wein.

Wer sich will zu dem Tische machen,
Der hab wohl acht auf sein Sachen;
Wer unwürdig hiezu geht,
Für das Leben den Tod empfäht

Du sollst Gott den Vater preisen,
Daß er dich so wohl wollt speisen,
Und für deine Missetat
In den Tod sein Sohn geben hat.

Du sollst glauben und nicht wanken,
Daß ein Speise sei den Kranken,
Den ihr Herz von Sünden schwer,
Und vor Angst betrübet, sehr.

Solch groß Gnad und Barmherzigkeit
Sucht ein Herz in großer Arbeit;
Ist dir wohl, so bleib davon,
Daß du nicht kriegest bösen Lohn.

Er spricht selber:Kommt, ihr Armen,
Laßt mich über euch erbarmen;
Kein Arzt ist dem Starken not,
Sein Kunst wird an ihm gar ein Spott.

Hättst dir war kunnt erwerben,
Was durft denn ich für dich sterben?
Dieser Tisch auch dir nicht gilt,
So du selber dir helfen willst.

Glaubst du das von Herzensgrunde
Und bekennest mit dem Mund,
So bist du recht wohl geschickt
Und die Speise dein Seel erquickt.

Die Frucht soll auch nicht ausbleiben:
Deinen Nächsten sollst du lieben,
Dass er dein genießen kann,
Wie dein Gott hat an dir getan.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

BWV 404 ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’

BWV 404  ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ (in A mineur) Tekst :                        Vs 1 Friedrich Spee (1628),                              ...