
BWV 374 'Lobet den Herren, denn er ist sehr freundlich' (in G Dorische modus)
Lobet den Herren, denn er ist
sehr freundlich;
Es ist sehr köstlich, | unsern Gott zu loben,
Sein Lob ist schön, und lieblich anzuhören.
Lobet den Herren!
Singt umeinander dem Herren mit
Danken,
Lobt ihn mit Harfen, | Unsern Gott, den werten;
Denn er ist mächtig und von großen Kräften.
Lobet den Herren!
Er kann den Himmel mit Wolken
bedecken
Und gibet Regen, | Wann er will, auf Erden;
Er lässt Gras wachsen hoch auf dürren Bergen.
Lobet den Herren!
Der allem Fleische giebet seine
Speise,
Dem Vieh sein Futter | Väterlicher Weise,
Den jungen Raben, wenn sie ihn tun anrufen.
Lobet den Herren!
Danket dem Herren, Schöpfer
aller Dinge;
Der Brunn des Lebens tut aus ihm entspringen
Gar hoch vom Himmel her aus seinem Herzen.
Lobet den Herren!
O Jesu Christe, Sohn des
Allerhöchsten,
Gib du die Gnade allen frommen Christen,
Dass sie dein' Namen Ewig preisen, Amen.
Lobet den Herren!
Antonio Scandello (Componist,
Hymne-schrijver), geboren: 1517 - Brescia (of Bergamo), Italië, overleden: 18
januari 1580 - Dresden.
Antonio [Anthonius, Antonius]
Scandello [Scandellus, Scandellius, Scandelli] was een Italiaanse componist,
die in Duitsland woonde en werkte.
In de jaren 1540 werkte Antonio
Scandello in Bergamo en Trente, maar in 1549 werd hij opgeroepen voor het
keurvorstenhof van Saksen in Dresden. In 1553 woonde hij al in Dresden en was
hij lid van de Hofkapelle, maar hij keerde vaak terug om zijn geboorteplaats te
bezoeken; in 1567 verlieten hij en zijn gezin Dresden vanwege de pest en
brachten vier maanden door in Brescia. In 1555 worden zes Italianen genoemd als
leden van de Dresden Hofkapelle: welsche Instrumentisten in der Musica,
waaronder Anthonius Scandellus, zijn broer Angelus Scandellus en Benedict Tola,
de schilder, wiens dochter Agnes in juni 1568 Scandello's tweede vrouw werd. De
Italianen, die meer betaald kregen dan de Duitsers, wekten toen al gevoelens
van jaloezie op, wat later leidde tot openlijke ruzies en tegenstand. In 1555
ontving Scandello, met 250 fl. 16 grs. 9 pf. per jaar, een hoger salaris dan de
Kapellmeister, Matthias Le Maistre, die slechts 204 fl. 7 grs. 9 pf. had. Het
is ook opmerkelijk dat de Italiaanse spelers op een hoger niveau werden betaald
dan zangers uit Nederland, het hoogste salaris voor de laatste bedroeg slechts
120 fl. Het is waar dat van de speler werd verwacht dat hij gemak toonde op een
grote verscheidenheid aan instrumenten; Scandello was zelf een bekend zinke (of
cornett) speler, naast dat hij al een componist van enige reputatie was.
In 1566 werd Scandello
assistent-kapelmeester van de ouder wordende Le Maistre, en bij zijn
pensionering werd hij benoemd tot kapelmeester, op 12 februari 1568, toen zijn
salaris in totaal 400 fl. per jaar bedroeg, een groot bedrag voor die tijd. Een
brief gericht aan de kapelmeester op 13 januari 1579, geeft zijn broer Angelo
toestemming om drie maanden naar Venetië te gaan om wat schulden te innen. Hij
behield zijn post tot aan zijn dood. Een van zijn zonen, August, was ook lid
van de Dresden Hofkapelle.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten