vrijdag 11 april 2025

BWV 336 'Herr Jesu Christ, wahr'r Mensch und Gott'

BWV 336 'Herr Jesu Christ, wahr'r Mensch und Gott' (in A major)

Tekst:             Paul Eber (1557) 
Melodie:         Johannes Eccard (1597)

 



Herr Jesu Christ, wahr Mensch und Gott,
der du littst Marter, Angst und Spott,
Für mich am Kreuz auch endlich starbst
und mir deins Vaters Huld erwarbst:

Johann Eccard (Componist) geboren: 1553 - Mühlhausen, Thüringen, overleden: 1611 – Berlijn. Johann [Johannes] Eccard was een kerkcomponist die van belang was voor de ontwikkeling van het Duitse koraal. Johann Eccard was van 1567 tot 1571 leerling van David Köller aan de Kapellschule in Weimar, toen hij drie gulden 'zu endlicher Abfertigung' kreeg. Volgens anderen kreeg hij zijn eerste muziekonderricht van de componist Joachim a Burck. Waarschijnlijk ging hij dat jaar naar München om te studeren bij Orlando di Lasso; Stobræus noemt hem een leerling van de 'wereldberoemde' Orlando. Eccard was in 1574 teruggekeerd naar Mühlhausen. In 1578 was hij musicus in het huishouden van Jacob Fugger van Augsburg; want toen hij zijn 'Newe deutsche Lieder', 1578, opdroeg aan de drie broers Fugger, zei hij: 'Also hab' ich verschiener Zeit, In des. . . Herrn Jacob Fuggers, meines gnedigen Herm, E. G. gebrüder dienst etliche deutsche Lieder, etc.,' gedateerd uit Augustae Vindelicorum, 1578. Op dezelfde manier is een manuscriptmis in de Hofbibliothek in München gedateerd 'de Jacobi Fuggeri Musico, 1578.' In 1581 vestigde Eccard zich in Königsberg; in dat jaar publiceerde hij daar zijn vijfstemmige muziek voor enkele huwelijksliederen, in samenwerking met de kapelmeester, Theo. Riccio, en in het jaar daarop de vijfstemmige muziek voor Psalm cxxxiv. Eccard werd benoemd tot vice-Kapellmeister en Musicus door Markgraaf Georg Friedrich van Brandenburg-Ansbach, en later, in 1604, volgde hij Riccio op als Kapellmeister. Op 4 juli 1608 werd Eccard naar Berlijn ontboden om Kapellmeister te worden van de Kurfürst Joachim Friedrich van Brandenburg; deze stierf op 18 juli en werd opgevolgd door Johann Sigismond, die in een brief van de daaropvolgende 11 september de benoeming bevestigde op grond van het feit dat Eccard zeer beroemd was en zijn gelijke niet gemakkelijk te vinden was, dat hij een oude, vredige en rustige man was, en dat het salaris, gezien zijn prestaties, niet te hoog was!

Eccards behandeling van bekende koralen in zijn grote werk Geistliche Lieder, 1597, evenals van de mooie koralen van zijn eigen compositie, zorgt ervoor dat hij zich prominent onderscheidt van zijn tijdgenoten. Dit werk, bestaande uit motetten voor vijf stemmen, werd gemaakt op verzoek van de Markgraf Georg Friedrich; Eccard zelf beschouwde het als de eerste echte poging om een cantional te produceren, niet alleen geschreven met religieuze maar ook met muzikale en artistieke doeleinden: 'Darin nach musikalischer Art, was anmüthiger und der Kunst gemässer enthalten ware.' Onder zijn choreles die een permanent onderdeel van het kerklied werden, waren de drie, voor het eerst gepubliceerd in 1574 (IIIIII Odae); de vier die verschenen in Dreissig geistliche Lieder, 1594; 'Es rühmt die heiIige Schrift', gecomponeerd voor een huwelijkshymne in 1591; en 'Nachdem die Sonn, beschlossen', uit het 'Gebetlein', 1600. Zahn (Die Melodien der deutschen evangelischen Kirchenlieder, 1889-93) geeft twintig melodieën met hun bronnen en de verschillende publicaties waarin ze vervolgens verschenen. Er zijn veel herdrukken van Eccards geestelijke liederen; de heer v. Winterfeld, die van mening was dat de karakteristieke kracht en het gevoel in deze composities volledig overeenkwamen met alles wat zijn Italiaanse tijdgenoten hadden geproduceerd, drukte er in totaal zesenveertig van.2 Tien van Eccards composities, waaronder 'O Freude uber Freude' voor dubbelkoor, staan in Musica sacra, delen v. en vi., uitgegeven door A. Neithardt voor gebruik door het Berlijnse Domchor; elf staan in Fr. Wüllners Chorübungen der Münchener Musikschule, 1893-95; in Commers Geistliche und weltliche Lieder, 1870, nrs. 5 en 6; in Reissmanns Allgemeine Geschichte der Musik, 1863, nrs. 10 en 11; in Sir H. Bishop's '12 Coräle,' 1844, nr. 11; één op de Engelse woorden 'When Mary to the Temple went,' uitgegeven door Otto Goldschmidt in het Bach Ohoir Magazine, heeft een eigenaardige eenvoud die erg prettig is. G. W. Teschner (1860-1890) herdrukte zowel de Geistliche Lieder, twee delen, als de Preussische Festlieder, twee delen.Aan de andere kant zijn Eccards wereldlijke werken, relatief beperkt in aantal, zorgvuldig bewerkt door Robt. Eitner, in de Publ. älterer prakt. u. theoret. Musikwerke, deel xxi., 1897. Hij merkt goedkeurend op dat Eccard verschilt van zijn tijdgenoten doordat hij altijd de noodzakelijke verscherping of vervlakking van noten markeert. In zijn werken toont Eccard duidelijk de invloed van Lassus, evenals zijn vermogen om de volledige implicaties van zijn tekst te realiseren door de relatie van woorden tot muziek en in termen van textuur. In de 19e eeuw werd Eccards muziek beschouwd als de belichaming van het a capella-ideaal, en in een tijdperk van protestantse heropleving werd hij gezien als de tegenhanger van Giovanni Pierluigi da Palestrina. Johannes Brahms zou Eccards muziek hebben gewaardeerd.


Johannes Eccard


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

BWV 404 ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’

BWV 404  ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ (in A mineur) Tekst :                        Vs 1 Friedrich Spee (1628),                              ...