
BWV 346 'Ich dank dir Gott für all Wohltat' (in C majeur)
Melodie: Cyriakus Spangenberg (1568)
“Ich dank dir, Gott, für deine Wohltat” is een ochtendhymne
van de theoloog Johannes Freder (1510-1562)16 in drie strofen van 9 regels
(1552), op de bijbehorende melodie van Cyriakus Spangenberg, gepubliceerd in
het Christliches Gesangbüchlein (Eisleben 1568). Het wordt in de NLGB
aangetroffen als nr. 200 en Bach heeft het als een eenvoudig koraal vastgelegd,
BWV 346.
Ich dank
dir, Gott,
Für all Wohltat,
Dass du uns hast so gnädiglich
Die Nacht behüt't
Durch deine Güt,
Und bitt nun fort:
O Gott, mein Hort,
Für Sünd und G'fahr
Mich heut bewahr,
Dass mir kein Böses widerfahr!
Ich b'fehl dir, Herr,
Mein Seel und Ehr,
Herz, Sinn und Mut, mein Leib und Gut
Und all das Mein:
Der Engel dein
Hab meiner acht,
"Dass nicht find Macht
Der Feind an mir
Nach seim Begier
Noch mich in Sünd mit Lüsten führ.
Auch wollest, Herr,
Vergeben mir,
Durch deine Huld mein Sünd und Schuld,
Ich hab an dich,
Vergriffen mich,
Unrecht getan!
Herr, gnad und schon
Zu aller Frist
Durch Jesum Christ,
Der unser einig Mittler ist!
Johannes Freder (hymneschrijver) geboren: 29 augustus 1510 -
Köslin, West-Pommeren (tegenwoordig Koszalin, noordwestelijk Polen) , overleden:
25 januari 1562 - Wismar, Mecklenburg-Vorpommern,
Johannes [John] Freder (de Oudere) [Fret(h)here, Fretter, Irenaeus] was een
Duitse lutherse theoloog en hymneschrijver. Geboren als zoon van een raadslid
en burgemeester, schreef hij zich in 1524 in aan de Universiteit van
Wittenberg. Daar behaalde hij in 1533 de academische graad van een meester en
in 1537 op advies van Johannes Bugenhagen Konrektor van de Gelehrtenschule des
Johanneums in Hamburg. In 1540 werd hij docent en predikant aan de kathedraal
aldaar.
Nadat Johannes Freder in 1547 Superintendent in Stralsund was geworden,
veranderde zijn houding ten opzichte van de Augsburger Interim niet. Daarom
werd hij door de gemeenteraad ontslagen, in 1549 door hertog Philipp van
Pommeren benoemd tot hoogleraar theologie aan de universiteit van Greifswald en
in 1550 tot Superintendent van Rügen. Als zodanig kwam hij in conflict met de
bisschop van Roskilde en het provinciale kerkregiment.
Theologisch gezien won Johannes Freder aan belang in het geschil met Johannes Knipstro over de kwestie van de handoplegging voor de wijding, die de lente voor een Adiaphoron inhield. Nadat Knipstro in 1556 als overwinnaar uit de conflicten kwam, was Freder Superintendent in Wismar en was van 1557 tot 1559 een van de belangrijkste kerkverkenners van Mecklenburg. Als gewaardeerd vertaler, met name van de geschriften van Martin Luther en als dichter van Nederduitse gezangen, is zijn naam bewaard gebleven in de geschiedenis van de theologie.
In 1536 trouwde Johannes Freder met Anna Falcke in Wittenberg en was daarmee
een zwager van Justus Jonas de Oudere. Uit dit huwelijk werd de zoon Johannes
Freder de Jongere (1544-1604) geboren, die hoogleraar theologie was in Rostock.
Zijn tweede huwelijk was met Sophia, dochter van de Greifswald- en
Rostock-professor Martin Brasch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten